bn. en bw. (-er, meest -),
1. zoals de mensen of zaken vroeger waren, zoals gebruikelijk was, naar de trant van de ouden en vandaar: verouderd, niet meer in gebruik of uit de mode: ouderwetse meubels, huizen; zich kleden; van de oude stempel: een man, die de gewoonte of denkbeelden van een vroeger tijdperk aanhangt;
2. met de bijgedachte dat het vroegere goed is in zijn soort; een ouderwetse winter; vandaar: flink, duchtig: een ouderwets pak slaag.