Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

orgaan

betekenis & definitie

[Lat. Gr. ergon, werk], o. (-ganen),

1. deel van een levend organisme, dat door zijn bouw enz. een bepaalde functie heeft: het orgaan van de reuk is de neus;
2. (overdr.) onstoffelijk instrument of werktuig: de organen van de staat, van de rechtsbedeling; functioneel onderdeel van werktuigen, m.n. rekentuigen;
3. strottehoofd, het eigenlijke stemorgaan; ten opzichte van klank en toon;
4. persoon of (dag)blad enz., waarvan men zich bedient ter openbaarmaking of verspreiding van meningen enz., tolk: deze krant is een orgaan van de liberale partij; verenigingsorgaan.

Een orgaan is een min of meer duidelijk te onderscheiden deel van een organisme, dat alleen bij meercellige organismen voorkomt (vgl. organel). De morfologische eenheid dekt niet altijd een functionele eenheid, de lever b.v. heeft diverse functies. Anatomisch gezien kan een orgaan zijn opgebouwd uit verschillende weefsels (bind-, klierweefsel). Organen kunnen enkel (hart), gepaard (borsten, longen) en meervoudig (bijschildklieren) voorkomen. Men spreekt van een orgaansysteem, wanneer diverse gelijksoortige organen onderling verbonden zijn (b.v. lymfknopen), of wanneer een aantal organen samenwerkt bij het tot stand komen van één functie (b.v. het spreken).