(zocht op, heeft opgezocht),
1. doorzoeken te voorschijn brengen, opsporen: hij had een witte strohoed opgezocht; dat zoeken we op!, slaan we na!;
2. trachten te ontmoeten: de vijand opzoeken, hem tegemoet gaan om hem aan te vallen;
3. bezoeken: je moet me eens komen opzoeken;
4. als verblijfplaats kiezen: de schaduw opzoeken.