Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oplossing

betekenis & definitie

v. (-en), het oplossen of opgelost-worden:

1. (chemie) homogene fase (gas, vloeistof, vaste stof) die uit twee of meer stoffen bestaat in wisselende hoeveelheden: een 3 %-oplossing van natriumsulfaat; de is verzadigd, bij die temperatuur kunnen er van dezelfde stof geen delen meer opgelost worden;
2. (muziek) overgang van een onwelluidende samenklank in een welluidende;
3. (wiskunde) bewerking waardoor men het antwoord op een vraagstuk vindt: de oplossing van een som;
4. antwoord op een vraag, een vraagstuk, een raadsel: problemen die om een vragen;
5. beslissing, bijlegging: de oplossing van een hangende kwestie.

CHEMIE

Bezit de oplossing dezelfde aggregatietoestand als de samenstellende delen, dan spreekt men wel van een mengsel, b.v. een mengsel van water en alcohol, een mengsel van stikstof en zuurstof. Gassen zijn onderling in alle verhoudingen onbeperkt mengbaar. Vloeistoffen zijn soms onbeperkt, soms beperkt mengbaar. Men kan ook gassen in vloeistoffen oplossen, b.v. koolstofdioxide in water, of gassen in vaste stoffen, b.v. waterstofgas in het metaal palladium; zo ook vaste stoffen in vloeistoffen en in vaste stoffen (legering).

Indien men suiker of zout in water brengt, dan neemt men waar dat de vaste stof als zodanig verdwijnt. Kennelijk verspreiden de deeltjes van de vaste stof zich gelijkmatig tussen de vloeistofdeeltjes. Door roeren en vaak door verwarmen kan men dit verschijnsel, dat op zichzelf langzaam verloopt, bespoedigen.

Hoewel het verschijnsel van het oplossen berust op de aantrekkende werking van de vloeistofmoleculen op die van de vaste stof, moet men hierbij niet onmiddellijk aan een scheikundige verbinding denken. De krachten tussen de moleculen of ionen in oplossing en de moleculen van het oplosmiddel zijn geringer dan de chemische bindingskrachten. Ook is de omringing van een opgelost deeltje met oplosmiddelmoleculen sterk wisselend, ook al treedt vaak ordening op over gebiedjes van enkele tientallen tot miljoenen moleculen, waarbij uitwisseling tussen de gebiedjes van picoseconden (10-12) tot seconden kan duren. Het blijkt dat men bij een gegeven temperatuur slechts een bepaalde hoeveelheid van een vaste stof in een gegeven hoeveelheid oplosmiddel kan oplossen. In de meeste gevallen neemt de oplosbaarheid toe als de temperatuur stijgt.

Een oplossing heet verzadigd als de hoeveelheid opgeloste stof juist overeenkomt met de maximaal oplosbare hoeveelheid. Is er minder opgelost, dan heet de oplossing onverzadigd. Bij afwezigheid van de vaste stof kan een oplossing soms meer opgeloste stof bevatten dan met de verzadigingstoestand overeenkomt. In dit geval noemt men de oplossing oververzadigd.

In verscheidene opzichten bestaan er verschilpunten tussen een oplossing en het zuivere oplosmiddel. Zo heeft een oplossing een lagere dampspanning, een hoger kookpunt en een lager vriespunt (vriespuntsverlaging) dan het zuivere oplosmiddel. In verscheidene oplossingen moet een splitsing van de moleculen van de opgeloste stof in ionen (-dissociatie) worden aangenomen, waardoor deze oplossingen een zeker geleidingsvermogen voor elektriciteit krijgen. In waterige oplossingen moet worden aangenomen dat de moleculen, resp. ionen, van de opgeloste stof zich door elektrische dipool-dipoolwisselwerking of ion-dipoolwisselwerking kunnen verenigen met de moleculen van het oplosmiddel (hydratatie). De oplosbaarheid van gassen in vloeistoffen is evenredig met de gasdruk (Wet van Henry en Bunsen) en neemt met toenemende temperatuur af tot nul bij het kookpunt van het oplosmiddel.