Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

openbaar

betekenis & definitie

(het accent wisselt), bn. en bw. (-der, -st),

1. voor ieder open en bloot; algemeen zichtbaar, algemeen bekend: het feit werd openbaar'; dat is een openbaar geheim, iedereen weet het; iets openbaar' maken, het aan het licht brengen; er publiciteit aan geven;
2. niet geheim, openlijk: openbare kritiek;
3. voor iedereen toegankelijk, publiek: een openbare vergadering, verkoping; de bijeenkomst is niet openbaar'; openbaar water, van overheidswege onderhouden vaarwater; openbare veiligheid, veiligheid van personen en goederen op openbare wegen en vaarwaters; een openbare les, een examen, waarbij iedereen kan komen luisteren; openbare dronkenschap, dronkenschap op openbare plaatsen; zelfst. gebruikt: in het openbaar', voor het oog van iedereen: zich in het openbaar vertonen; op een voor ieder toegankelijke plaats: academisch proefschrift, in het openbaar te verdedigen; op de openbare weg;
4. het algemeen, het gehele volk betreffend (in tegenst. met bijzonder, particulier); wat iedereen aangaat, waaraan iedereen deelneemt: het openbaar vervoer, openbare werken; de openbare mening, de publieke opinie; zij werden gestraft als verstoorders van de openbare orde, van de uiterlijke rust van de staat of zijn burgers;
5. de aangelegenheid van de staat, gemeente of van publiekrechtelijke instellingen betreffende: de openbare macht; de openbare schuld, staatsschuld; openbare aanklacht, aanklacht van staatswege; een openbare instelling, door openbaar gezag gesticht of in stand gehouden; openbaar lichaam, publiekrechtelijke instelling; openbare school, door de overheid gesticht of onderhouden; een openbaar ambt, in dienst van de overheid.

< >