(ontsloeg, heeft ontslagen),
1. (recht) uit gevangenschap loslaten: hij heeft jaar en dag gevangengezeten, maar men heeft hem eindelijk weer moeten ontslaan;
2. (iemand) vrijlaten: uit het ziekenhuis ontslagen worden, naar huis gezonden (als hersteld);
3. ontslag geven, niet langer in dienst houden: iemand uit zijn ambtontslaan; ontslaan van, vrijstellen van, ontheffen van.