Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

onkruid

betekenis & definitie

o. (-en), elke plant die groeit op een plaats waar zij ongewenst is; (spr.) onkruid vergaat niet, de nuttelozen of onwaardigen blijven het langst leven. Elk onkruid stelt zijn eigen eisen aan het milieu van voorkomen.

Op kalkrijke gronden komen andere soorten voor dan op (zure) zandgronden.Zelden komt één enkele soort voor. Meestal groeien zij in een bepaalde gemeenschap bijeen, een zgn. onkruidassociatie of gemeenschap van planten. Op een bepaalde grondsoort hangt het van de tijd van het jaar, de wijze van grondbewerking en van het gezaaide of geplante gewas af welke soorten tot ontwikkeling kunnen komen. Zo ziet men b.v. korenbloemen en klaprozen overwegend in wintergranen optreden en perzikkruid en zwaluwtong vooral in zomergewassen. Er zijn zomeronkruiden die vroeg kiemen, maar ook die pas bij hogere temperatuur tot ontwikkeling komen zoals knopkruid en gele ganzebloem. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zaaden wortelonkruiden.

De eerste volbrengen hun levenscyclus binnen een jaar en moeten zich door middel van zaad later opnieuw ontwikkelen. De wortelonkruiden leveren in de regel ook zaad, hoewel hun vermeerdering hoofdzakelijk via ondergrondse delen plaats heeft. Zo is op akkerland een begroeiing met akkerdistels doorgaans eerder te wijten aan het verslepen van stukjes wortel ten gevolge van grondbewerkingen door de boer dan door opslag uit zaad dat van elders de akker binnenstuift. Voor de teler van gewassen zijn alle planten die hem in zijn cultuur storen onkruiden. Zij onttrekken licht aan het gewas, vocht en voedsel uit de grond, en door hun aanwezigheid nemen zij ruimte in beslag die voor het gewas is bedoeld. Sommige onkruiden kunnen het oogsten bemoeilijken en andere bij verwerking van groenten in de conservenindustrie aanleiding geven tot smaakbederf van het produkt.

Ook gewassen zelf kunnen een zeer duidelijk onkruidkarakter hebben wanneer hun nakomelingen in latere teelten massaal optreden. Maar ook kunnen onkruiden die in semi-aride gebieden een optimale groei van cultuurgewassen belemmeren gedurende een deel van het jaar in de achterblijvende stoppel van belang zijn als voedsel voor het vee in het droge seizoen. Bepaalde Amaranthus-soorten kunnen in tropische en subtropische gebieden als onkruid in gewassen voorkomen en tegelijk ook door de mens worden genuttigd. De scheiding tussen wilde planten en onkruiden is heel moeilijk aan te geven. Zo is de akkerdistel een gevreesd onkruid voor de teler en de veehouder, maar hiervan is geen sprake als dezelfde soort in de buitenste duinen het aanstuivende zand weet vast te leggen of bij het voorkomen in een natuurreservaat een belangrijke algemeen biologische functie vervult. In feite bepaalt een belanghebbende persoon c.q. een terreinbeheerder of een plant in zijn situatie tot onkruid wordt verklaard.

Het begrip onkruid heeft niet alleen betrekking op hogere planten. Bladmossen in gazons en sportvelden, levermossen in potten en kassen, en draadalgen in watergangen kunnen in die situaties tot de onkruiden worden gerekend. Ook kunnen zij schade aan cultuurhistorische monumenten veroorzaken, b.v. bij de Borobudur op Java.Fungi en bacteria worden in het algemeen niet als onkruiden gezien. Integendeel, zij kunnen soms bij de biologische bestrijding van ongewenste plantesoorten worden gebruikt. Onkruid is buiten de landbouw vaak een subjectief begrip. Zo vindt de een draadereprijs een mooie plant als zij in het vroege voorjaar het stadsgazon met een lichtblauw waas overdekt; de ander bestrijdt de plant omdat naar zijn mening een gazon een egaal groene kortgeschoren vlakte dient te zijn.

Men gebruikt de term onkruid niet in de sfeer van het natuurbehoud en het natuurbeheer. Weliswaar ontmoet men zowel bij het uitwendig als bij het inwendig beheer van natuurterreinen ook soorten die vanuit het gezichtspunt van dat beheer daar niet gewenst zijn, maar men spreekt dan nooit over onkruiden.