(nagelde, heeft genageld), (overg.) met spijkers of pinnen bevestigen, vastspijkeren: de latten op de kepers nagelen; Christus werd aan het kruis genageld; (fig.) hij zat op zijn stoel genageld, van iemand die een lange tijd vast op zijn stoel blijft zitten; hij stond (als) aan de grond genageld; hij kon (van schrik enz.) niet van zijn plaats; (onoverg.) bepaalde wijze van knikkeren, waarbij de knikker met de nagel van de duim wordt voortgeschoten.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk