Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

mutatie

betekenis & definitie

[Lat.], v. (-s),

1. verandering, wijziging, verwisseling; veel van personeel, van leerlingen;
2. stemwisseling bij jongens;
3. (genetica) plotseling te voorschijn komende verandering van het erfelijk materiaal bij organismen en cellen, die geen gevolg is van segregatie of recombinatie en bij geslachtelijke voortplanting erfelijk is; progressieve mutatie, soortvormende verandering door toevoeging van een nieuwe kiem; retrogressieve mutatie vormt variëteiten door feitelijk of schijnbaar verlies van een kiem; degressieve mutatie.
4. (taalkunde) wijziging van een klinker onder de invloed van de klankkleur van de volgende lettergreep, Umlaut of inductie; ook: de aldus ontstane klinker;
5. (militaria) omschrijving van de strafreden;
6. (economie) iedere in-, uit- of overboeking; deze computer kan 10000 mutaties per uur verwerken;
7. (muziek) in de solmisatie van Guido van Arezzo de aanduiding van de overgang naar een ander hexachord, te vergelijken met het begrip modulatie in de muziek na 1600.

GENETICA

Mutaties kunnen ontstaan door veranderingen in aantal en structuur van gehele chromosomen (genoommutaties en chromosoommutaties) of van afzonderlijke genen.

1. Genoommutaties. a. Het aantal series chromosomen kan worden veranderd (-»-polyploïdie). Dit proces is vooral belangrijk bij planten (veredeling), b. Het aantal chromosomen in een serie kan worden veranderd door het verlies of verdubbeling van een hromosoom (monosoom, trisomie).
2. Chromosoommutaties, o.a.:
a. translokatie, uitwisseling van delen tussen niet-homologe chromosomen;
b. inversie: een deel van een chromosoom is in omgekeerde volgorde aanwezig;
c. deletie, enkele genen zijn geheel verloren;
d. duplicatie, een deel van een chromosoom is in duplo aanwezig.

Translokaties, inversies, deleties en duplicaties kunnen alleen optreden als tenminste twee breuken op verschillende plaatsen in de chromosomen zijn ontstaan.

3. Genmutaties. In het algemeen wordt de term mutatie gebruikt voor een verandering in één enkel gen. Mutatie binnen een gen dat is opgebouwd uit nucleotidebasenparen kan gebeuren door
1. transitie, een basepaar adenine-thymine (A-T) gaat over in een paar guanidine-cytosine (G-C) of omgekeerd;
2. transversie, een paar A-T wordt veranderd in TA of C-G, öf een paar G-C wordt C-G of T-A;
3. deletie, een of meer basenparen vallen uit;
4. insertie, er wordt een nieuw basenpaar tussen geschoven. Al deze veranderingen leiden tot verandering van de basenopeenvolging in het gen, waardoor dat of een veranderd eiwit óf in het geheel geen eiwit meer produceert (genwerking). Mutaties kunnen kunstmatig worden geïnduceerd (colchicine); chromosoombreuken en genmutaties kunnen door ioniserende straling en vele chemicaliën worden opgewekt. Voor ioniserende straling geldt een strikt lineair verband tussen de dosis en de frequentie van de geïnduceerde genmutaties. Het is gebleken dat de initiële beschadiging van het genetisch materiaal door mutagene factoren met behulp van enzymen kan worden hersteld (genetisch herstel). genetic engineering, non-disjunctie, speciatie.

LITT. H.de Vries, Die Mutationstheorie (2 dln. 1902—03); T.H.Morgan, The theory of the gene.