Ned. kunsthistoricus, *16.11.1904 Bolsward. Van der Meer werd in 1928 tot priester gewijd.
Hij studeerde te Rome, werd in 1934 kapelaan te Hilversum, in 1938 lector te Nijmegen en in 1955 hoogleraar aldaar. Hij kreeg in 1964 de P.C.Hooftprijs voor beschouwend proza.Werken: De geschiedenis ener kathedraal (1940), Catechismus (1941), Praeses van Schaik (1943), Augustinus de zielzorger (1947), Christus’ oudste gewaad (1949), Keerpunt der middeleeuwen (1950), Rome (1950), Chartres (1951), Atlas der westerse beschaving (1955), (samen met C. Mohrmann) Atlas van de oudchristelijke wereld (1958), Zeven ware legenden (1962), Atlas de l’ordre cistercien (1965), Onbekende kathedralen van Frankrijk (1967), Lofzangen der Latijnse kerk (1970; vertalingen), Uit het oude Europa (1971), Open brief over geloof en eredienst (1973).