Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

mededinging

betekenis & definitie

v., concurrentie; buiten mededinging, deelnemen zonder voor een prijs in aanmerking te willen komen.

De grondoorzaak van de mededinging is gelegen in de schaarste; ruim opgevat omvat mededinging elke vorm van inkomensrivaliteit, d.w.z. elke onderlinge wedijver bij het bereiken van de economische doelstellingen. Het spraakgebruik beperkt het begrip mededinging tot wedijver tussen aanbieders (resp. vragers) op een bepaalde markt. De mededinging werkt in de maatschappij als ordenende kracht, inzoverre zij zorg draagt voor de verdeling van de produktiemiddelen en eindprodukten over vele aanwendingsmogelijkheden. De vraag of mededinging in dit opzicht als een ideaal middel moet worden beschouwd wordt verschillend beantwoord. De economen van de Klassieke School beantwoordden haar bevestigend: zij zagen in de mededinging een waarborg voor het bereiken van een maximaal produktieresultaat en een optimale verdeling van de beschikbare goederen. Daarbij gingen zij uit van de veronderstelling dat de mededinging volkomen zou zijn in die zin, dat alle marktpartijen een ongeveer gelijkwaardige positie innemen en dus niet over machtsmiddelen kunnen beschikken.

In de loop van de tijd ging men zien, dat deze voorwaarde niet steeds is vervuld. M.n. was daaraan in de 19e eeuw niet voldaan op de arbeidsmarkt, waar doorgaans de ondernemers als vragers naar arbeid een veel sterkere positie innamen dan de arbeiders. Maar ook op vele andere markten zijn in de loop der tijd machtsposities ontstaan. In al die gevallen krijgt de mededinging een ander karakter dan de klassieke economen als ideaal voor ogen stond: zij is niet langer een met gelijke middelen gevoerde wedijver tussen gelijkwaardige marktpartijen, doch krijgt het karakter van een machtsstrijd. Onder deze omstandigheden vormt de mededinging niet langer een waarborg voor het tot standkomen van een optimale verdeling van de beschikbare produktieve krachten alsmede een maximaal produktie-resultaat, want het is dan zeer wel mogelijk dat b.v. aanbieders bewust hun produktie gaan beperken om de prijzen van hun produkten op te voeren. Degenen die de mededinging als ordenend beginsel aanprijzen, hebben dan ook in feite de volkomen concurrentie op het oog, d.w.z. de mededinging tussen gelijkwaardigen, terwijl anderen, die de concurrentie negatief beoordelen, in eerste instantie denken aan de kwalijke resultaten van de machtsstrijd in geval van onvolkomen concurrentie.

Van volkomen mededinging is sprake indien zeer veel vragers en aanbieders optreden op een volkomen markt, d.w.z. een markt die doorzichtig is en waarop een homogeen goed wordt verhandeld. Op een dergelijke markt heeft geen enkele individuele aanbieder enige macht. Slechts de hoeveelheden (H) kunnen worden aangepast. De prijs (P) komt op de markt tot stand onder invloed van de totale vraag en aanbod (). Onvolkomen mededinging houdt in dat aan een van de voor volkomen mededinging genoemde voorwaarden niet is voldaan. Zo is denkbaar dat weliswaar veel aanbieders optreden, maar de verhandelde waar niet homogeen maar heterogeen is.

Elke aanbieder is dan als het ware monopolist met betrekking tot zijn eigen artikel, maar voelt toch de mededinging van de aanbieders van verwante goederen. In dat geval spreekt men wel van monopolistische mededinging. Praktisch is verder van groot belang het geval van oligopolie. Het aantal aanbieders is dan beperkt tot enkelen. De machtspositie van de aanbieders is in alle gevallen van onvolkomen mededinging groter dan in het geval van volkomen mededinging. In de meeste landen treft de overheid zekere maatregelen om te voorkomen dat de consumenten of andere groeperingen het slachtoffer worden van onaanvaardbare resultaten van de mededinging, b.v. de anti-trustwetgeving in de VS, het optreden tegen schadelijke kartelvormen in vele landen, en de overheidsbemoeiing met de situatie op de arbeidsmarkt.

In Nederland heeft het beleid ter bevordering van een aanvaardbare mededinging, gevoerd op grond van de Wet Economische Mededinging (die het Kartelbesluit 1941 heeft vervangen), geleid tot verschillende procedures tegen kartels en andere misbruiken van economische machtsposities. Ook in België zijn soortgelijke maatregelen getroffen, mededingingsbeleid.

LITT. B.de Gaay Fortman, Theory of competition policy (1966); P.Hennipman, De taak van de mededingingspolitiek (1966); A.Heertje, De kern van de economie (1973).

< >