[H.McLeod, Engels scheikundige, *1841, †1923], m. (-s), een in de vacuümtechniek veel gebruikte compressiemanometer.
De McLeodmanometer () bestaat uit een open reservoir (A), dat gevuld is met kwik en via een slang verbonden is met een bol (B) met bekend volume VB. Deze bol gaat aan de bovenzijde over in een capillair (C1), waarvan de inwendige diameter d ook bekend is. Direct onder de bol begint de stijgbuis die uitkomt in het reservoir waarvan de druk px gemeten moet worden. Parallel aan de stijgbuis loopt een capillair (C2) met dezelfde diameter als C1 dit om de capillaire depressie in beide capillaire even groot te doen zijn. Als men een meting wil verrichten, houdt men eerst het vat A zo laag dat B in open verbinding staat met het reservoir. Daarna schuift men A omhoog, waardoor kwik de stijgbuis en B vult en B van het reservoir wordt afgesloten.
Door de stijging van het kwikniveau wordt het gas dat zich in B bevond (druk px, volume VB), samengeperst tot een volume VC, dat bepaald wordt door de lengte h1 waarover C1 met gas gevuld is (V_C=1/4 πd^2 h_1). Men bepaalt zo de compressieverhouding VB/VC. De absolute druk kan men nu afleiden uit het hoogteverschil h2, omdat men de druk px mag verwaarlozen ten opzichte van de druk van het samengeperste gas in C1: px = h2(VC/VB). Het meetgebied van de McLeodmanometer beslaat 10-5—1 torr (1 torr = 133,322 Pa). Omdat alle parameters van deze meter direct te meten zijn, wordt hij vaak gebruikt om andere vacuümmeters te ijken.