Francisco, Spaans dichter en staatsman, 10.3.1787 Granada, ♱7.2.1862 Madrid. Martinez de la Rosa was hoogleraar in de wijsbegeerte.
Als voorstander van de constitutionele beginselen moest hij onder Ferdinand VII naar Frankrijk uitwijken, maar later bekleedde hij tijdens het regentschap van Maria Christina hoge ambten, o.a. als ambassadeur. Hij schreef politieke en pedagogische werken, litteraire kritieken en een historische roman, Doña Isabel de Solis (3 dln. 1837-46). Daarnaast schreef Martinez de la Rosa luchtige, anacreontische poëzie over de liefde en de wijn, romantische, zwaarmoedige verzen en toneel, waarvan de laatste stukken als voorlopers van het romantische toneel in Spanje beschouwd kunnen worden. Werken: toneel: La viuda de Padilla (1814), La niña en la casa y la madré en la mascara (1821), Edipo (1829), Abén Humeya (1829), La conjuración de Venecia (1834). Uitgaven: Obras dramáticas (1933); Obras (8 dln. 1962—63).LITT. J.Sarrailh, Un homme d’état espagnol: Martinez de la Rosa (1930).