Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Marken (gemeente)

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Noord-Holland, 3,65 km2 (laagveen met kleidek), 2050 inw., 66 % n.h., 30 % geref., 4 % overige en g. kerkg.

Marken is een vm. eiland dat in 1957 door een dijk met de vaste wal is verbonden. De oudere huizen, meestal van hout met stenen onderbouw, staan op palen bijeen op een aantal hoogten (werven): Kerkbuurt (bestuurszetel), Havenbuurt, Wittewerf, Kets. De nieuwe woningen staan terzijde van Havenen Kerkbuurt. Marken is een forensengemeente geworden. Marken trekt mede door de klederdracht van de bevolking jaarlijks vele toeristen.

GESCHIEDENIS

In 1232 kwam een deel van Marken, namelijk Markerhoofd, door schenking aan de Friese abdij Mariëngaarde, die in 1251 de rest aankocht.

Abt Sibrandus (1230-38) stichtte er de uithof Mariënhof. Toen graaf Willem IV in 1345 zijn oorlog tegen de Friezen begon, liet hij de uithof in bezit nemen. Door aankoop werd het eiland geleidelijk aan bezit van Amsterdam, wat er o.m. toe leidde dat de bewoners na de Alteratie van Amsterdam (1578) tot de Reformatie overgingen. De bevolking leefde oorspronkelijk van de veeteelt, maar door inklinking van de bodem werd het eiland tenslotte alleen geschikt voor hooiteelt. Men ging toen tot visserij over. In de 17e eeuw bloeide op Marken de scheepsbouw.

In de Napoleontische tijd werd Marken een zelfstandige gemeente. Door de afsluiting van het IJsselmeer zijn er slechts enkele vissers over.

LITT. A.J. Aanstoot e.a., Toen Marken nog ‘het eiland’ was (1965).