v./m. (-schroeven), (ook: propeller), hulpmiddel dat, als het zich in lucht bevindt, een draaiing om zijn as omzet in een trek-of duwkracht. De trekschroef, een luchtschroef die een voorwaarts gerichte trekkracht oplevert, bevindt zich aan de voorkant van de vleugel, de duwschroef, die een naar voren gerichte duwkracht veroorzaakt, aan de achterkant van de vliegtuigvleugel.
Het ontstaan van de krachten kan zowel uit de bladelementtheorie, als uit de impulstheorie worden verklaard.Een Iuchtschroef bestaat uit een naaf, die op de motoras wordt bevestigd, en twee of meer bladen. Aanvankelijk hadden de bladen een vaste invalshoek 𝛽 (bladelementtheorie), die echter het nadeel opleverde, dat het rendement van de luchtschroef slechts bij één bepaalde snelheid maximaal was. Van latere luchtschroeven kon de invalshoek (spoed) versteld worden (voor een hoogtevlucht een kleine 𝛽, voor een vlucht op voornamelijk kruissnelheid een grote 𝛽), aanvankelijk op de grond, later tijdens de vlucht. De verdergaande ontwikkeling van het vliegtuig leidde tot het ontstaan van bestuurbare bladen: de regulateurschroef (constant-speed propeller). Deze is voorzien van een regulateur die de bladen automatisch op de bij een bepaalde vliegsnelheid vereiste spoed (voor maximaal rendement) stelt, terwijl de omwentelingssnelheid van de schroef constant gehouden wordt. Voordat de zuigermotor bijna geheel door de straalmotor vervangen werd, volgden nog twee verbeteringen:
1. De mogelijkheid de schroef bij motorstoring in de vaanstand te zetten, d.i. de bladen in de vliegrichting te zetten (afb.). Het doordraaien van de luchtschroef (windmoleneffect) kon nu worden gestopt, en daarmee de kans op kapotdraaien van de motor voorkomen.
2. De instelling van een negatieve spoed (de schroef op remstand zetten). De grote schroefweerstand kan de uitloop van een geland vliegtuig aanmerkelijk bekorten.
Draagschroeven van hefschroefvliegtuigen mogen niet tot de luchtschroeven gerekend worden.