o.,
1. loofboom;
2. hout van loofbomen.
Het loofhout heeft bladeren en behoort tot de Angiospermae, of bedektzadigen. Bij het loofhout treft men loofverliezende en altijdgroene soorten aan. De laatste groeien meestal in subtropische of tropische streken. Behalve in de gematigde luchtstreken treft men loofverliezend loofhout ook aan in tropische moessongebieden. Het loofhout levert vaak harder hout dan het naaldhout. Het hout kan zeer waardevol zijn, maar wordt gewoonlijk niet in zo grote hoeveelheden gevraagd als naaldhout. Doorgaans groeit loofhout in de gematigde luchtstreken in de vlakte en lager in het gebergte, het naaldhout meestal in noordelijker streken en hoger in het gebergte. Aan oevers van rivieren en beken komt vaak loofhout voor, ook in streken waar verder het naaldhout overheerst. hout.