Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

levendig

betekenis & definitie

bn. en bw.,

1. levend: het is een wonder, dat hij er onderuit is gekomen;
2. aan de gang, warm: de zaak werd levendig gehouden;
3. beweeglijk, druk: het was erg levendig op straat; een levendige handel; een levendig verkeer; levendige stemming (in een handelsbericht), er wordt veel omgezet;
4. vol leven, zijn leven krachtig tot uitdrukking brengend, opgewekt: levendig van aard zijn, levendige ogen, een druk en levendig gesprek, met vuur gevoerd; (bw.) levendig praten;
5. fris, helder: een levendige en vrolijke tint;
6. vurig, sterk, krachtig: een levendig gevoel;
7. duidelijk, treffend: bw.: ik kan me die dag nog levendig herinneren; dat kan ik mij levendig voorstellen, daar kan ik helemaal in komen.