Ned. klassiek filoloog, *8.2. 1850 Zegwaard, ♱21.7.1924Melchtal (Zwitserland). Van Leeuwen was van 1884-1914 hoogleraar te Leiden.
Als tekstcriticus ging hij met grote vrijmoedigheid te werk, wat vooral blijkt uit zijn behandeling van Homeros; van de Ilias en Odyssee gaf hij een tekst uit die overeenkomstig zijn denkbeelden over het episch taaleigen gereconstrueerd was en o.a. de letter digamma bevatte (4dln. 1912-17; met kritisch apparaat en commentaar). Naast Homeros wijdde hij zich aan Aristofanes; zijn editie van diens blijspelen (11 dln. 1893—1906) is vooral wegens het gedetailleerde commentaar van betekenis. Met zijn Attische vormleer(1876; 11e dr. 1932), zijn schooluitgave van Homeros (1887; 7e dr. 1930) en zijn Taaleigen der gedichten van Homeros(1883; 9e dr. 1929), alle in samenwerking met M.B.Mendes da Costa, heeft hij vele jaren het gymnasiale onderwijs in het Grieks in Nederland beheerst. Werken: Enchiridium dictionis epicae(1892-94; 2e dr. 1918), Prolegomena ad Aristophanem(1908), Gestalten en toonelen van het oud-Grieksche heldendicht(1913).