Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kreupel

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. mank, één been korter hebbend dan het andere ofwel het niet goed kunnend gebruiken: het paard loopt —; zich lachen, zich een ongeluk lachen \zich — werken, zich doodwerken;
2. (oneig., van stoffelijke zaken) niet rechtop kunnende staan doordat een der poten gebroken is of ontbreekt: een kreupele stoel; in het algemeen gebrekkig: een kreupele wagen; de kreupele standaard, de hinkende standaard; (fig. van onstoff. zaken) slecht, ellendig, armzalig: kreupele zangen, verzen, die niet het juiste aantal voeten hebben; (vandaar) kreupele dichters, slechte rijmelaars; kreupele taal; — schrijven, hanepoten maken.