m. (-s), een maximaalthermometer, die op de hoogst bereikte stand blijft staan. (e) Drie plaatsen van het lichaam zijn in hoofdzaak geschikt om met de koortsthermometer te meten: oksel, mond en rectum (endeldarm). Bij opneming van de temperatuur in de oksel legt men de koortsthermometer 10 min lang zo diep mogelijk in de oksel en drukt de arm tegen het lichaam.
Bij temperatuuropnemen in de mond brengt men de koortsthermometer onder de tong en sluit men de mond. Neemt men de temperatuur in de endeldarm op, dan brengt men de thermometer ca. 3 cm daarin. Een temperatuuropneming in de oksel wijst steeds ca. 0,5 °C lager aan dan in de mond of endeldarm.