Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

klimaatbeïnvloeding

betekenis & definitie

v., door menselijke activiteiten het uitoefenen van invloed op het klimaat, zodat dit verandert.

(e) Klimaatbeïnvloeding kan met vooropgezette bedoeling geschieden, maar kan ook ongewild plaats vinden. De bedoelde klimaatbeïnvloeding heeft meestal betrekking op een beperkt gebied en kan tot stand worden gebracht door veranderingen aan te brengen in de geografische omstandigheden b.v. door bebossing, drooglegging, het omleggen van rivieren en van zeestromingen.

De ongewilde klimaatbeïnvloeding kan op het klimaat van de hele aarde betrekking hebben. Deze kan een gevolg zijn van veranderingen van de kooldioxideconcentratie (C02), van stof en van andere verontreiniging (uitlaatgassen) in de atmosfeer.

De C02-concentratie in de atmosfeer is sinds de 19e eeuw met 10—15 % toegenomen, van ca. 290 p.p. m. tot 320 p.p.m. in 1968. Men neemt aan dat deze toeneming (reeds 0,7 p.p.m./jaar) wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten zoals industrie en verbruik van fossiele brandstoffen. Voor het jaar 2000 schat men de C02-coneentratie op 380 p.p. m. Verhoging van de C02-concentratie heeft een stijging van de gemiddelde temperatuur tot gevolg, omdat koolzuurgas zonnestraling vrijwel onverminderd doorlaat, maar de uitgaande warmtestraling van de aarde gedeeltelijk absorbeert. Volgens berekeningen zou een verdubbeling van het C02-gehalte aan het aardoppervlak een temperatuurstijging van ca. 2 °C veroorzaken.

Het stofgehalte van de lucht schommelt sterk naar gelang tijd en plaats en is het grootst boven steden en industriegebieden. De stofdeeltjes (meestal kleiner dan 0,001 mm) hebben grote invloed op de absorptie en verstrooiing van zonnestraling. Het stofgehalte in de onderste lagen van de dampkring vertoont een sterke stijging tot ca. 200 deeltjes/cm3, hetgeen een verdubbeling betekent in ongeveer 40 jaar tijd. In het algemeen wordt aangenomen dat stoflagen een lichte daling van de temperatuur tot gevolg hebben. Het is echter nog van belang op welke hoogte het stof zich bevindt. Mitchell heeft aangetoond dat in het verleden na vulkaanuitbarstingen van gemiddelde grootte (stof hoog in de dampkring) het temperatuurgemiddelde van de daarop volgende vijf jaar ca. 0,1 °C lager was.

Bij laag in de lucht zwevende deeltjes kan onder bepaalde omstandigheden verhoging van het stofgehalte ook verhoging van temperatuur betekenen. In alle gevallen is de invloed echter betrekkelijk klein. De uitlaatgassen van straalvliegtuigen kunnen m.n. bij lage temperatuur en grote vochtigheid op vliegniveau de vliegtuigwolken (contrails) veroorzaken, die een gedeelte (40—50 %) van het zonlicht terugkaatsen en de van de aarde uitgaande warmtestraling tegenhouden. Door deze tegengestelde effecten is de invloed op de temperatuur verwaarloosbaar klein. Het toenemende waterdampgehalte van de stratosfeer door de uitlaatgassen heeft echter wel invloed op de temperatuurverdeling op die vliegniveaus en dit kan de algemene luchtcirculatie en dus het klimaat beïnvloeden. Bij zeer hoog vliegende toestellen oefenen de uitlaatgassen door de er in voorkomende stikstofverbindingen een reducerende werking uit op de in de stratosfeer aanwezige ozon.

Volgens berekeningen zou een reductie van 10 % van de ozon een temperatuurdaling op die niveaus van ca. 10 °C veroorzaken. Aan het aardoppervlak zou deze daling minder dan 1 °C bedragen. Maar de grote temperatuurdaling in de stratosfeer kan ook veranderingen in de algemene circulatie met daaraan gekoppelde klimaatveranderingen tot gevolg hebben.

De fluorchlooren fluorkoolwaterstoffen (freongassen) die als drijfgassen in spuitbussen worden gebruikt, stijgen door diffusie naar de stratosfeer en hebben eveneens reductie van ozon tot gevolg. Omdat de wereldproduktie van deze gassen in 5 jaar is verdubbeld, is een merkbare invloed op het klimaat niet ondenkbeeldig. Bovendien zou door afneming van de hoeveelheid ozon de beschermende werking van de ozonlaag (absorptie van ultraviolette straling van de zon) verminderen, hetgeen gevolgen voor het leven op aarde kan hebben. [drs.C.J.van der Ham]

< >