Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-06-2020

Klimaat

betekenis & definitie

Er zijn drie klimaatgebieden. Baluchistan en het Soliman Gebergte waar de meeste neerslag in de winter valt en de zomer heet en droog is. Het middenen beneden-Indusgebied met een moessonklimaat met neerslag in de zomer. De stortregens veroorzaken in het vlakke Indusgebied ongeveer evenveel schade door overstromingen als de droogte. De hoge gebergten in het noorden met veel neerslag, vooral in het vroege voorjaar veel sneeuwval.

Afgesloten dalen kunnen erg droog zijn.Flora. Pakistan is een land van woestijnen en steppen, met uitzondering van het noordelijke berggebied waar veel naalden beukenbossen voorkomen.

Van het landoppervlak is slechts 3 % met bos bedekt.

BEVOLKING Het bevolkingsaantal neemt met ca. 3,5 % per jaar toe, o.a. door het terugdringen van ziekten als malaria. Karachi en Lahore zijn grote bevolkingsconcentraties geworden. Verder zijn Liallpur, Haiderabad, Multan en Rawalpindi belangrijke plaatsen. De grootste bevolkingsgroeperingen zijn de Baluchi’s, de Sindi’s, de Pathanen en de Punjabi.

Afscheidingsbewegingen zijn zeer actief.

Taal. Het Urdu is in een groot deel van Pakistan de officiële taal, daarnaast worden o.a. het Punjabi, het Pushti en het Sindi gesproken. Het Engels wordt vrij algemeen gesproken bij het meer ontwikkelde deel van de bevolking.

Godsdienst. Bij de vestiging van de islamitische staat Pakistan trokken de meeste hindoes naar India, terwijl miljoenen islamieten naar Pakistan verhuisden.

Ruim 97 % van de bevolking is islamiet, 2 % is christen en 1 % is hindoe. Het Pakistaanse staatshoofd moet islamiet zijn.

Communicatie. In Pakistan verschijnen 12 dagbladen in het Engels, 62 in het Urdu en 10 in de regionale taal. De belangrijkste kranten zijn Daily Jang, Mussawat, Imroze, Nawa-i-Waqt en Mashriq.

Radio Pakistan is in 1972 opgegaan in Pakistan Broadcasting Corporation. Sinds 1967 heeft de Pakistan Television Corporation dagelijks uitzendingen. Er zijn 1,47 mln. radioen 415000 televisietoestellen.

ECONOMIE Algemeen. Niettegenstaande de vrij gunstige voedselsituatie in het land was bij het ontstaan van de staat de levensstandaard zeer laag. De produktie van de landbouw hield geen gelijke tred met de bevolkingstoename. In de periode 1959―65 verbeterde de toestand in het land sterk door de produktiestijging van de landbouw, vergroting van de bevloeide oppervlakte en de groter wordende buitenlandse hulp. Veel van de opbrengst van de uitvoer uit Oost―Pakistan werd voor de industrialisering van West-Pakistan gebruikt. De afscheiding van Bangla Desj in 1971 had een daling van het inkomen per hoofd van de bevolking in Pakistan ten gevolge. Om meer controle te verkrijgen op de economie werden de bedrijven in de grootindustrie, handelsscheepvaart en banken verzekeringswezen voor een groot deel genationaliseerd. Toch is nog 80 % van het in de industrie geïnvesteerde kapitaal in privé-handen.

De economie van Pakistan is voor een belangrijk deel afhankelijk van buitenlandse hulp.

Landbouw. Van het totale landbouwareaal (19160000 ha) is 13880000 ha bevloeid. Voor 80 % komt de agrarische produktie uit het Indusbekken.

Veel produkten worden voor zelfvoorziening gebruikt. De produktie wordt belemmerd door de nog primitieve bedrijfsuitvoering (laag kunstmestgebruik, primitieve werktuigen) en door de feodale structuur, waarbij vaak meer dan de helft van de opbrengst aan de landeigenaar moet worden afgestaan. Weliswaar is bepaald dat de grondeigendom beperkt wordt tot 120 ha onbevloeid en 60 ha bevloeid land per persoon, maar deze bepaling wordt op grote schaal ontdoken. De gemiddelde bedrijfsgrootte ligt beneden 5 ha. De voornaamste landbouwgewassen zijn tarwe, rijst, katoen, suikerriet, peulvruchten, gerst, maïs, koolen mosterdzaad.

Veeteelt. De veestapel is van slechte kwaliteit en laat in omvang weinig groei zien. Er zijn 13,6 mln. runderen, 10,8 mln. buffels, 19,2 mln. schapen, 14,1 mln. geiten, 34,6 mln. kippen. Omdat de islam het eten van varkensvlees verbiedt, is het aantal varkens laag (90000).

Mijnbouw. De bodem van Pakistan schijnt niet bijzonder rijk aan delfstoffen te zijn, maar het onderzoek is nog lang niet voltooid. Aardgas is wel in grote hoeveelheden aanwezig. Het levert 35 % van de energiebehoeften. De kolenvoorraad wordt op 440 mln. t geschat, maar hij is van slechte kwaliteit en moeilijk te ontginnen. Aardolie wordt in vrij geringe hoeveelheid ten westen van Rawalpindi gevonden.

Ze levert 10 % van de energiebehoefte. De hoeveelheid ijzererts wordt op 400 mln. t geschat. Het overgrote deel heeft echter een laag gehalte; bij Dalbandin ligt erts met een gehalte van 67 %. De belangrijkste vindplaatsen van chroomerts liggen in het noorden van Baluchistan. Steenzout en kalksteen komen op verschillende plaatsen voor.

Industrie.

Slechts 25 % van de industriële beroepsbevolking werkt in de grootindustrie, die 10 % bijdraagt in het bruto nationaal produkt. In de kleinindustrie werkt 75 % van de industriële beroepsbevolking (3,5 % van het bruto nationaal produkt). De industrie geeft maar aan 7 % van de beroepsbevolking werk. De oorzaken van de geringe industrialisatie zijn o.a. het gebrek aan grondstoffen, het energietekort, de geringe particuliere investeringen en de arbeidsonrust. De textielindustrie (katoen) is veruit het belangrijkst. Het centrum ligt in Punjab waar 60 % van de grondstof wordt verbouwd. Suikerriet wordt verwerkt in een groot aantal kleine bedrijven en in enkele grote. Van belang voor de landbouw is de produktie van kunstmest die 65 % van het verbruik dekt. Er blijft echter een groot tekort aan fosfaatkunstmest. De staalproduktie zal sterk kunnen worden opgevoerd als de nieuwe fabriek bij Karachi in vol bedrijf is. De machine-industrie (Lahore, Sialkot) levert hoofdzakelijk landbouwmachines. De petrochemische industrie is geconcentreerd bij Karachi. De cementindustrie produceert 3,4 mln. t en zal voor de export worden uitgebreid. De basisindustrieën zijn vrijwel alle genationaliseerd.

Handel. De EEG is de belangrijkste handelspartner, zowel voor inals voor uitvoer. Daarna volgen de VS, Japan, Honkong, Oost-Europa en de staten aan de Perzische Golf. Naar de waarde zijn de belangrijkste uitvoerprodukten rijst, ruwe katoen, katoendraad en katoenen stoffen, tapijten, leder en cement. De belangrijkste invoer bestaat uit aardolie en aardolieprodukten, ijzer en staal, machines, oliën en vetten, tarwe, voertuigen, elektrische apparaten en kunstmest.

Verkeer. Belangrijker dan het wegverkeer is het vervoer per spoor (8800 km spoorlijn). Hoofdlijnen zijn die van Karachi naar Lahore en van Rawalpindi naar Quetta en Peshawar. Het wegennet is tot ca. 50000 km uitgebreid, waarvan 27000 km verhard.

De voornaamste wegen lopen van Karachi naar Islamabad en van Lahore via Rawalpindi en Peshawar naar de Kaiberpas. De handelsvloot omvat 88 schepen van meer dan 100 t. De haven van Karachi is de grootste van het land en moet uitgebreid worden. Pakistan International Airways is de grote luchtvaartmaatschappij. Karachi is tussenhaven voor Europa en het Verre Oosten.

STAATSINRICHTING Bestuur. De laatste grondwet van Pakistan trad in aug. 1973 in werking. In 1975 werd een amendement aangenomen dat parlementaire goedkeuring van het uitroepen van de noodtoestand niet meer nodig maakte. Er zijn twee parlementaire kamers. De premier heeft grote macht. De provinciale besturen hebben gedeeltelijk wetgevende macht. Elke provincie heeft een gouverneur.

Rechtspraak. De rechtspraak is op basis van de grondwet onafhankelijk en waarborgt de individuele rechten van de Pakistani. De op overlevering uit de islam gebaseerde rechtspraak heeft sterk de invloed ondergaan van het Brits-Indisch recht. Er zijn het Opperst Gerechtshof, drie hooggerechtshoven en verscheidene rechtbanken.

Munt. De munteenheid van Pakistan is de rupee (Pak. Re), verdeeld in 100 paisa. De koers was op 1 maart 1979 100 Pak. Re = f 19,90 = BF287.

Onderwijs. Van de bevolking ouder dan 10 jaar kan 21,7 % lezen en schrijven. Het basisonderwijs is gratis en verplicht (5 jaar), maar pas in 1983 zal er primair onderwijs zijn voor alle jongens en in 1987 voor alle meisjes. Onderwijs voor volwassenen is in opkomst. Pakistan kent 12 universiteiten.

Defensie. De totale sterkte van de landmacht is 400000 man. Het hoofdkwartier bevindt zich te Rawalpindi, de militaire academie te Kakul. De marinebasis is te Karachi gevestigd en beschikt over 11000 manschappen. De luchtmacht opereert sinds 1947 en heeft een sterkte van 18300 man. Het hoofdkwartier is te Peshawar gevestigd.

GESCHIEDENIS Voor de geschiedenis tot 1948: →India, geschiedenis. Het idee ‘Pakistan’ is ontstaan uit het islamitische wantrouwen en verzet tegen de hindoemeerderheid in het vm. Brits-Indië. Zij werd in 1933 gelanceerd door een islamitische student te Cambridge, Rahmat Ali. Deze verklaarde de naam als volgt: Pakistan was samengesteld uit de gebieden Punjab, Afghanen (bedoeld werden de noordwestelijke grenzen van Brits-Indië, waar een deel der Afghanen woonachtig was), Kasjmir, Sindh en Baluchisfara. Bovendien leidde Rahmat Pakistan af van pak [zuiver, helder]. Het streven naar Pakistan werd na 1937 het voornaamste programmapunt van de →Moslim League onder leiding van Mohammed Jinnah. In 1947 werd de Britse soevereiniteit in Brits-Indië overgedragen aan een hindoestaat India en aan Pakistan, hetgeen leidde tot grote vervolgingen, alsmede tot migraties van moslims uit India naar Pakistan en van hindoes uit Pakistan naar India. De voornaamste twistappel tussen beide nieuwe staten was Kasjmir. Terwijl India een neutralistisch beleid voerde, verbond Pakistan zich o.a. in de →Zuidoostaziatische Verdragsorganisatie met de VS, ten dele om Amerikaanse wapens tegen India te bemachtigen.

Een grote moeilijkheid vormde dat de beide landsdelen Oosten West-Pakistan door India van elkaar gescheiden werden. Hoewel het oosten volkrijker was, overheerste het westen, wat veel onvrede opriep in Oost-Pakistan. Ook in West-Pakistan waren echter moeilijkheden ontstaan. De massale uittocht van hindoes had het land verarmd, omdat deze een groot deel van handel en industrie hadden beheerst. Tegelijkertijd ontstonden separatistische strevingen, m.n. onder de Pathanen, en een algemeen verzet tegen de overheersende positie van de Punjabi’s. De onrust die door dit alles ontstond, werd aangegrepen om het parlementaire stelsel te doen mislukken. In 1958 vestigde generaal M.Ayut Khan een autoritair bewind. Aangezien het Chinees-Indiase grensgeschil sinds 1959 een fel karakter had, ontwikkelde zich een zekere belangengemeenschap met de Volksrepubliek China, waardoor de banden met de VS losser werden. In 1965 brak er een korte oorlog uit met India, die door Russische bemiddeling tot een wapenstilstand leidde. Hoewel Ayub Khan de economische ontwikkeling bevorderde, bleven de sociale nood en ontevredenheid, vooral in Oost-Pakistan, groot. In 1969 noopten onlusten Ayub Khan tot aftreden. Zijn opvolger Yahja Khan kreeg in 1970 te kampen met een enorme overstromingsramp in het oosten, waarbij honderdduizenden slachtoffers vielen. In dec. 1970 werden verkiezingen gehouden voor een Grondwetgevends Vergadering, die in Oost-Pakistan een overwinning opleverden voor de autonomistische →Awamiliga van sjeik Mudjibur Rahman en in West-Pakistan voor de centralistisch en socialistisch georiënteerde volkspartij van ex-minister van Buitenlandse Zaken Bhutto. De Awamiliga, die met 151 van de 300 zetels een absolute meerderheid in de Grondwetgevende Vergadering bezat, eiste een zeer vergaande autonomie voor Oost-Pakistan. Nadat onderhandelingen hierover waren mislukt, werd Mudjibur Rahman gearresteerd. Zijn aanhangers verklaarden Oost-Pakistan tot de onafhankelijke staat →Bangla Desj, maar in mrt. en april 1971 onderdrukten de Westpakistaanse troepen de Oostpakistaanse onafhankelijkheidsbeweging op wrede wijze. Miljoenen Bengalezen weken uit naar India, dat in dec. 1971 met succes tussenbeide kwam. Diplomatiek en materieel gesteund door de ussr bezetten Indiase troepen Oost-Pakistan dat zich nu als Bangla Desj afscheidde. In het restant van Pakistan kwam Bhutto aan het bewind. Na een verkiezingsoverwinning in 1977 werd hij door de oppositie van vervalsing beschuldigd. Bij de daardoor ontstane onlusten kwam het leger in zo’n sterke positie, dat de opperbevelhebber Ziaul Haq hem kon afzetten. Ziaul vestigde een orthodox-islamitisch, militair regime, dat vrije verkiezingen beloofde die echter steeds werden uitgesteld. De gearresteerde Bhutto werd ― o.a. wegens de organisatie van moord — na een proces terechtgesteld. In de jaren zeventig kreeg het land tevens te kampen met afscheidingsbewegingen onder de Baluchen en de Pathanen.

LITT. R.Symonds, The making of Pakistan (1951); C.Siddiqi, Conflict, crisis and war in Pakistan

1972); H.Feldman, From crisis to crisis: Pakistan, 1962―1969 (1972); I.Rounaq, Pakistan: failure in

national integration (1972); S.M.Burke, Pakistans foreign policy (1973); G.W.Choudhury, The last days of united Pakistan (1975).