Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kakkerlakken

betekenis & definitie

m. (mv.), Blattidae, insektenfamilie uit de orde rechtvleugeligen.

(e) De kakkerlakken hebben een afgeplat lichaam, lange sprieten en looppoten. In Nederland en België zijn slechts drie soorten inheems. Bekender zijn enkele soorten die uit warmere gewesten zijn ingevoerd en hier alleen aangetroffen worden op warme plaatsen, b.v. de bakkerstor of keukenkakkerlak (Blatta orientalis), tot 24 mm lang, donkerbruin (niet te verwarren met de huiskrekel). Komt veelvuldig voor in bakkerijen, soms ook in wasserijen, enz. Het is een nachtdier, dat zich overdag schuil houdt; een alleseter. De wijfjes bezitten slechts vleugelstompjes.

Deze soort is afkomstig uit het oosten, en is vandaar door schepen, die dikwijls grote aantallen meevoeren, naar Europa en Amerika overgebracht. De Duitse kakkerlak (B. germanica), de meest gewone soort, kleiner en meer bruingeel en afkomstig uit Oost-Europa, werd door het handelsverkeer over de gehele aarde verspreid. In pakhuizen, fabrieken, suikerraffinaderijen en dokken vindt men de Amerikaanse kakkerlak (Periplaneta americana), tot 32 mm lang, met vleugels bij beide geslachten; uit Amerika ingevoerd. Gewoonlijk komen kakkerlakken in grote aantallen voor. Het zijn lastige dieren, die een onaangename geur verspreiden, veroorzaakt door een afscheidingsprodukt van klieren aan buikof rugzijde. Merkwaardig zijn de eierpakketten of eikapsels (oötheca): koffervormige doosjes met tussenschotten, waarin de eieren liggen. De kakkerlakken behoren tot de oudste insekten; men kent ca. 600 fossiele soorten, waarvan talrijke al voorkwamen in het Carboon.

< >