[→Fr.],
I. bn. en bw.,
1. verstandelijk, op het verstand betrekking hebbend, wat het verstand betreft: intellectuele vorming, arbeid, genietingen; het intellectuele leven; (bw.) weinig ontwikkeld;
2. (recht) de intellectuele dader van een misdrijf, de aanstichter, intellectuele valsheid van een akte, valsheid van de inhoud daarvan (in tegenstelling tot vervalsing);
II. zn. m., meestal in het mv.: de intellectuelen, wetenschappelijk ontwikkelden: m.n. zij die in allerlei beroepen zich met geestelijke arbeid bezighouden en die de voortbrengers van de cultuur zijn.