Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

indicator

betekenis & definitie

[Lat.], m. (-en, -s),

1. aanwijzer; (scheikunde) stof die, gedurende een reactie toegevoegd, aanwijst hoe die reactie verloopt, m.n. door kleurverandering (e); (ook) atoom, weggeslingerd uit een mengsel van een element met een radioactieve isotoop daarvan, dat dus de aanwijzing is voor de aanwezigheid van die isotoop;
2. (sociale wetenschappen) aanwijzing bij onderzoek: het beroep is een — van de status;
3. (communicatietechniek) afstemmiddel bij radio-ontvangers en meetinstrumenten (e);
4. (wiskunde) symbool ዋ (n), het aantal getallen niet groter dan een getal n en onderling ondeelbaar met n (e).

(E) CHEMIE. De indicator kan dienen om het voltooien van een reactie aan te wijzen en wordt speciaal gebruikt voor neutraliseringsreacties. Hij geeft het punt aan, waarbij een voor elke indicator karakteristieke waterstofionenconcentratie (pH) bestaat. Men gebruikt hiervoor organische kleurstoffen van zo intense kleur, dat zij ook in zeer verdunde oplossing nog kunnen worden waargenomen. Het zijn zuren (algemene formule HZ), waarvan het bij dissociatie ontstane Z“-ion een andere kleur vertoont. Bij lage pH overheerst HZ, zodat men de zure kleur ziet, bij hoge pH het ion Z~, zodat de basische kleur verschijnt.

Een voorbeeld is →diaminoazobenzeen of metyloranje; ook het sap van rode kool bevat een indicator. Voor snelle toetsing van de pH, b.v. voor de controle op de zuurgraad van oppervlaktewater, gebruikt men indicatorpapier.

COMMUNICATIETECHNIEK. De indicator kan verschillend van uitvoering zijn. Bij radio-ontvangers is dat soms een →afstemoog, maar veelal wordt een wijzerinstrumentje toegepast, dat bij de juiste afstemming de grootste uitslag geeft. WISKUNDE. Voorbeelden van indicatoren: ዋ (8) = 4, want er zijn vier getallen niet groter dan 8 en onderling ondeelbaar met 8, namelijk 1, 3, 5 en 7; ዋ (18) = 6, want er zijn zes getallen niet groter dan 18 en onderling ondeelbaar met 18, namelijk 1, 5, 7, 11, 13 en 17.