Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

IJssel

betekenis & definitie

(ook: Geldersche IJssel); rechterarm van de Rijn, die bij Westervoort aftakt en door Gelderland en Overijssel loopt, 118 km lang; stroomgebied buiten de Rijn om: 3650 km2. De IJssel mondt uit in het Keteldiep.

De IJssel vormde in de middeleeuwen een belangrijke verkeersweg, met de hanzesteden Zutphen, Deventer en Kampen. Hij was echter in de 17e 18e eeuw nog slechts van uit de Zuiderzee tot Hattem bereikbaar voor schepen met een diepgang van enige betekenis. Sedert midden 19e eeuw is hij veel verbeterd, zodat hij thans over zijn gehele lengte bij middelbare waterstand bevaarbaar is met een vaardiepte van 2,75 m. De IJssel heeft aan zijrivieren o.a. de Zwalm, Oude IJssel, Groote Beek en Baaksche Beek, Vierakkerse Laak, Berkel, Schipbeek, Hoendernester Beek, Voorster Beek en Grift. Om de zoetwatervoorraad in het IJsselmeer te kunnen verhogen heeft men door de plaatsing van een aantal stuwen in de Rijn de waterafvoer via de IJssel doen toenemen.Vermoedelijk is de IJssel de benedenloop van de Oude IJssel en is ca.12 v.C. de verbinding van Doesburg naar Westervoort gegraven door de Romeinse veldheer Drusus (de Drususgracht). De verbinding die van oorsprong recht moet zijn geweest, is later gaan meanderen.

< >