Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

IJslands

betekenis & definitie

1. bn., van het eiland Ijsland; spaat, dubbelspaat; IJslandse hond, soort van wolfshond;

2. zn., o., de taal van de IJslanders (e).

(e) Het IJslands maakt evenals de andere Scandinavische talen deel uit van de Noordgermaanse taalgroep en vormt te zamen met het Noors de westelijke tak daarvan. Het IJslands begon als een Noors dialect in de kolonisatieperiode van 874—900. Anders dan het Noors handhaafde het IJslands de grammaticale en lexicale structuur van het Oudnoors. Ca. 1100 waren er al aanzienlijke verschillen tussen het Oudnoors en het Oudijslands. Op grond van zijn goed geconserveerd karakter en een consequent streven om vreemde woorden te weren, kan het IJslands als de oudste levende taal van Europa beschouwd worden, die in zijn huidige gesproken en geschreven vorm maar weinig van het 9e-eeuwse IJslands verschilt. Men kan dan ook feitelijk niet spreken van Oud-en Nieuwijslands als twee verschillende talen.

Dit geremde taalontwikkelingsproces hangt samen met de geïsoleerde ligging van het land en het veel vroeger ontstaan van een nationale litteratuur dan in de rest van Europa. Deze klassieke litteratuur, die floreerde van 1150— 1350, had een groot aandeel in het zuiver bewaren van de taal. Sinds de 9e eeuw bleven de grammaticale vormen en regels in vele opzichten de oude. De naamvalsvormen zijn nog volledig van kracht. Behalve losstaande lidwoorden, heeft het IJslands ook achtervoegsels als bepaald lidwoord. Binnen het klanksysteem voltrokken zich wel grote veranderingen.

De moderne spelling is een compromis tussen de moderne uitspraak en de klassieke spelling. Het Latijnse alfabet wordt gebruikt, uitgebreid met enkele tekens: œ [ai], ö [ö], en de stemhebbende en stemloze Engelse th: d en p. De oude woordenschat onderging geen essentiële verandering, maar wel grote uitbreiding. Sinds de puristische stroming, die ontstond in de 18e eeuw, weren de IJslanders vreemde elementen in de woordenschat. Nieuwe woorden worden gevormd o.a. door in onbruik geraakte woorden een hernieuwde betekenis te geven, b.v. simi, telefoon (eigenlijk het oude woord voor lange draad) en thota, straalvliegtuig (oorspronkelijke aanduiding voor de snelle vlucht van een vogel) . Er zijn geen dialecten in het IJslands, wel lichte verschillen in uitspraak in verschillende landsdelen. LITT, woordenboeken: A.Jóhannesson, Isländisches etymologisches Wörterbuch (1956); J.de Vries, Altnordisches etymologisches Wörterbuch; G.Vigfússon, An Icelandic-English dictionary (1969); G.T.Zoëga, A concise dictionary of Old-Icelandic (1969); J.Fritzner, Ordbog over det gamle norske sprog I —IV (1954-72); grammatica:S.Einarsson, Icelandic grammar, texts, glossary (1949); A.Heusler, Altisländisches Elementarbuch ; B.Kress, Lautund Formenlehr des Isländischen (1963); A.Noreen, Altisländische und altnorwegische Grammatik (herdr. 1970).

< >