eigenlijk: Lodewijk (Lou) Alphonsus Maria Lichtveld, Ned. letterkundige, *7. 11.1903 Paramaribo. Helman was werkzaam als organist, onderwijzer en muziekrecensent.
Hij sloot zich aan bij de jong-katholieken van De Gemeenschap,, maar trad uit toen er een censor werd aangesteld (1927). Hij reisde naar Italië en met A. →Kuyle naar Noord-Afrika, waarvan zij verslag deden in Van pij en burnous (1927). Na zijn breuk met de Rooms-Katholieke Kerk verbleef Helman tussen 1932-38 vooral in Spanje, waar hij aan republikeinse zijde streed in de Burgeroorlog. Hij speelde een belangrijke rol in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en bekleedde na de oorlog belangrijke openbare functies, zoals minister van Onderwijs te Suriname en gevolmachtigd minister van het Koninkrijk der Nederlanden te Washington. Helmans werk speelt vaak in Suriname, waar hij zijn jeugd doorbracht, en behandelt de problemen in dat land. Helman publiceerde voorts over film, muziek, litteratuur, politiek en taalkunde.
Werken: poëzie: De glorende dag (1922), Te geef (1944), Drie liederen (1949); romans en novellen: Zuid-zuid-west (1926), Mijn aap schreit (1928), Hart zonder land (1929), De stille plantage (1931; in 1952 onder de titel De laaiende stilte), Waarom niet (1933), Sebastiaan (1944), Spokendans (1954); essays: Wij en de litteratuur (1931), Filmkunst (1932), Leef duizend levens (1941), Teutonenspiegel (1946). LITT. Zes en twintig biografieën, Singel262 (1949); M.Nord, A.Helman (1949); J.H.Adhin, L.Lichtveld-A.Helman, een representatieve bibliografie (1962).