m.(gouverneurs-generaal),
1. (in het algemeen) onderkoning;
2. m.n. titel van het hoofd van het bestuur van het vm. Ned. rijk in Oost-Indië (16091948); functionaris die in vm. Belg.-Kongo de koning vertegenwoordigde.
(e) Ned.-Indië.Tijdens de Verenigde Oostindische Compagnie (1602-1798) werd de gouverneur-generaal benoemd door de Heren Zeventien. Na de Franse tijd (1795-1814) was hij de landvoogd die in naam des konings het algemeen bestuur in Ned.Indië uitoefende. Waarneming geschiedde door een luitenant-gouverneur-generaal, b.v. gedurende het Engelse tussenbestuur tijdens de Franse tijd en van 1944—48. Van 1948—49 werd het bestuur uitgeoefend door een Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon krachtens de Noodwet-Indonesië en het Besluit Vertegenwoordiging Kroon, beide van 29. 10.1948 (Stb. I 461 en 462).
Belg.-Kongo.
Hier was de gouverneur-generaal tot 1960 de vertegenwoordiger van de koning. Hij werd bijgestaan door één of meer vice-gouverneurs-generaal en oefende (samen met de gouverneurs der provinciën) het bestuur uit door middel van ordonnanties. De gouverneur-generaal was tevens opperbevelhebber van de strijdkrachten en hoofd van de rechterlijke macht. Hij werd door de koning benoemd; de duur van zijn mandaat werd door de koning bepaald.