Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

glaskunst

betekenis & definitie

v., de vervaardiging van edel glaswerk. (e) De kunst van het glasmaken en -bewerken gaat in vele delen van de wereld tot de prehistorische beschavingen terug. In voorhistorische graven in o.a.

Assyrië, Fenicië, Noord-Europa en Oost-Aziëheeft men glas gevonden. Het oudste glas was ➝glazuur (ontkleding van kralen) of mozaïekachtig samengesmolten gekleurde, meestal ondoorzichtige glasdraden. Men maakte hieruit inlegsels voormetalen sieraden, maar ook potjes, waarschijnlijk bestemd voor het bewaren van kosmetische artikelen. In het oude Egypte (ca.1500 v.C) was men hierin zeer bedreven en er zijn vele flesjes en flacons bewaard gebleven. In de hellenistische periode was de glaskunst reeds lang bekend in Griekenland en elders, maar het centrum lag nog steeds in Egypte (Alexandrië). In de eerste eeuwen van de Romeinse Keizertijd bereikte de glaskunst haar hoogste bloei, zowel te Rome als in de verre delen van het rijk (Syrië, Egypte enz.).

Voor een belangrijk deel was dit toe te schrijven aan de uitvinding van de blaaspijp , waardoor men praktisch elk model kon maken. Er zijn uit die tijd borden, schalen, kannen, flessen, ringen, armbanden, enz. bewaard gebleven, evenals kleine vensterruiten. Men paste ook bijzondere versieringstechnieken toe, zoals die, waarbij kleine gekleurde glasschijfjes werden samengesmolten tot kommetjes of schaaltjes, later millefiori(Ital. duizend bloemen) genoemd. Een andere techniek was de Überfangtechniek:men legde diverse lagen gekleurd glas over elkaar en sleep zoveel weg dat bepaalde figuren (vaak mythologische voorstellingen) op het fond in reliëf kwamen; een voorbeeld hiervan is de wereldberoemde Barberini-of Portlandvaas met melkwitte figuren op een donkerblauwe achtergrond (le eeuw n.C.; British Museum, Londen). Na de val van het Romeinse Rijk was Byzantium een tijdlang centrum voor de glasindustrie (glasmozaïeken). In West-Europa was van ca.400 800 het Frankische glas het belangrijkst; in dezelfde periode beleefde de glaskunst in de landen van de islam een ongekende bloei.

Tot in de 15e eeuw beïnvloedde de islamitische glaskunst die van Venetië. Daarna ontwikkelden de Venetianen een eigen stijl die zijn hoogtepunt in de 16e eeuw bereikte. Zij waren meesters in het maken van uiterst dunne, fraai getinte, rijk (en soms overdadig) versierde glazen. Zij beoefenden oude technieken zoals het millefiori, maar ook vele nieuwe: het lattimo of latticinio (ingelegde dunne melkglasdraden), het reticelli (netwerk van witte of gekleurde glasdraden) en de emailbeschildering. Het Venetiaanse glas was zeer gezocht en door een tot in de 17e eeuw strenge controle op de glasblazers wist Venetië het monopolie te behouden.

Buitenlandse vorsten lokten de glaskunstenaars echter met grote geldsommen en er ontstonden nieuwe centra van glaskunst. In Duitsland en Bohemen maakte men een gewijzigde versie van het met emailverf beschilderde Venetiaanse glas. Dit waren de Humpen:grote met wapens beschilderde bierglazen voor ontvangsten. In de Nederlanden werden in de 16e eeuw Antwerpen en Luik (sinds 1569) en in mindere mate Middelburg en Rotterdam de centra waar glas in Venetiaanse trant werd vervaardigd. Vooral filigrainen ijsglas waren geliefd (➝fagon de Venise).

In het begin van de 17e eeuw maakten de Boheemse kristalmakers een zeer helder kaliglas zonder toepassing van lood. Ook vervaardigde men gekleurd en gedoubleerd glas (o.a. het prachtige Goldrubin, uitgevonden door de Duitse chemicus Johann Kunckel, waarbij een goudverbinding werd gebruikt). De Engelsen namen in de 18e eeuw de Boheemse methoden en vormen over en verdrongen met hun loodkristal (aanvankelijk flint genoemd) de Bohemers vrijwel geheel van de markt.

In het Rijnland maakte men al eeuwen het Waldglas (in verschillende kleuren groen). In de 17e en 18e eeuw werd het fabriceren van ➝roemers en ➝berkemeiers een enorme industrie die zich vooral naar Holland sterk uitbreidde.

In de 17e en 18e eeuw graveerde men o.a. portretten, figuren naar schilderijen, wapens en gelegenheidsspreuken op glazen bokalen. Er werd gegraveerd met het wiel (radgravure) of met stift, meestal een diamant (stippelgravure). Andere versiertechnieken waren slijpen en in reliëf graveren. Doordat men in het begin van de 19e eeuw in Amerika machinaal glas ging vervaardigen, ondervond de ambachtelijke glasblazerij een grote terugslag. Vooral de tweede helft van de 19e eeuw vormde een dieptepunt. Pas tegen het eind van de 19e eeuw kwam het ambachtelijke produkt weer in de belangstelling onder invloed van nieuwe kunstopvattingen.

Deze deden sinds ca.1910 in Nederland opgeld. Bekende architecten zoals K.P.C.de Bazel, H.P.Berlage en C.de Lorm (*1875, ♱1942), wilden een nieuwe stijl scheppen. De Bazel wilde dat de schoonheid van het glas gepaard zou gaan aan doelmatigheid, logisch voortkomend uit de techniek. In deze periode paste men overwegend het vrijwel gladde glas toe. Op deze pioniers volgden vele ontwerpers, die weliswaar voortbouwden op de ideeën van o.a. De Bazel, maar zich losmaakten van de al te strenge opvattingen. Onder hen waren A.D.Copier, F.Meydam, W.Heesen, S.Valkema en P.Zwart.

De Ned. moderne glaskunst is geconcentreerd te Leerdam, waar in 1940 A.D.Copier de oprichter was van de Glasschool die ontwerpers en vaklieden aan de Ned. glasindustrie heeft geleverd: S.Uiterwaal, L.Bloch (plastieken), C.J.Lanooy (pottenbakker), J.Nicolas (glazenier), C.Lebeau. In België is Val-Saint-Lambert (Luik) het centrum van de glaskunst.

De grote vernieuwers van de Franse glaskunst waren Emile Gallé en Paul en Michel Daum te Nancy, later René Lalique. Omstreeks 1935 ontstond in de VS belangstelling voor de ambachtelijke glaskunst, waarbij L.C.Tiffany op de voorgrond trad. In Zweden hadden de fabrieken Orrefors, Kosta en Gullaskruv met ontwerpers als Hald, S.Gate en Vicke Lindstrand veel invloed en in Denemarken Holmegaards met ontwerper Per Lütken. In Finland was dit het geval met de ontwerpers Sarpaneva en Wirkkala en in Italië speelde Venetië een grote rol met ontwerpers als Venini, Saguso, Barovier, de Scuola Nera Gatti. In Oostenrijk gold dit voor Lobmeyr met ontwerpers als Jozef Hoffman en Haertl en in Duitsland voor ontwerpers als Mauder, Stadler, Wagenfeld.

In de laatste decennia traden de VS zeer op de voorgrond door de werkzaamheid van de Steuben Glass Works te Corning, waarvoor een groot aantal Amerikaanse en Europese kunstenaars ontwerpen maakten (S.Waugh, B.Moore, M.Laurencin, H. Matisse, P.Picasso). Steuben maakt naast serviezen, rijkgeslepen of gegraveerde kunstvoorwerpen. litt. A.Kisa, Das Glas im Altertume (1908); R. Schmidt, Das Glas (1922); K.Wasch, Glas en kristal (1924); W.Buckley, European glass (1926); G. Migeon, Manuel d’art musuiman II (1927); W. Buckley, The art of glass (1939); W.B.Honey, Glass (1946); W.Dexel, Glass (1950); J.S.Plaut, Steuben Glass (1951); J.Vavra, Das Glas und die Jahrtausende (1954); H.E.van Gelder, Glas en ceramiek (1955); A.Gasparetto, II vetro di Murano dalle origine ad oggi (1958); F.Neuburg, Antikes Glas (1962); A.Polak, Modern glass (1962); A.van Saldern, German enameled glass (1965); C.Isings, Antiek glas (1966); I.Kampfer, Viertausend Jahre Glas (1966); H.E.van Gelder en B.Jansen, Glas in Ned. musea (1968); G.Weiss, Antiek glas (1968).

< >