Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Gihon (Gichon)

betekenis & definitie

[Hebr., de opwellende], (ook: Bron van de Maagd, Mariabron), in het OT (Gen. 2,13) een van de vier rivieren van het paradijs (➝Eden), tevens de naam van de bron waarvan het oude Jeruzalem voor zijn watervoorziening afhankelijk was. De Gihon lag in het Kidrondal aan de voet van de Ofel, de oostelijke berg van de stad.

Wellicht waren er aanvankelijk twee boven elkaar gelegen bronnen. Koning Hizkia sloot de bovenste af en liet een 53 m lange tunnel graven om het water naar de vijver van Siloah te leiden (vóór het beleg van Jeruzalem door Sanherib, 701 v.C.; 2 Kon. 20,20). Bij de Gihon was David gelegerd tijdens zijn beleg van de burcht der Jebusieten (2 Sam.5). Salomo werd er tot koning gezalfd (1 Kon.1,3240).

< >