Vlaams schrijver, *23.10.1876 Brugge, ♱11.2.1939 Moorsele; neef van G.➝Gezelle. Gezelle was priester, leraar te Kortrijk, onderpastoor te leper en directeur van een kostschool te Moorsele.
Ofschoon als lyricus niet onbegaafd, is hij toch eerder als een epigoon van Guido Gezelle te beschouwen. Waardevol zijn zijn rijk gedocumenteerde studies over het leven en de letterkundige bedrijvigheid van zijn oom. Werken: Primula veris (1900; verzen). Uit het leven der dieren (1908; proza), Leliën van Dalen (1909; poëzie), De dood van Yper (1916; oorlogsdagboek), Guido Gezelle (1918; biografie), Voor onze misprezen moedertaal (1923), Zantekoorn van G.Gezelle’s dichtveld (1923), Solitudo (1927), Uit ’t land en ’t leven van G.Gezelle (1928), Gethsemané (1931).