Ned. litterair maandblad, in 1916 opgericht. Van de oorspronkelijke redactie hadden alleen E.➝Groenevelt en W.de ➝Mérode enig gewicht.
Medewerker C.van ➝Wessem, die in 1917 toetrad, wist H.van den ➝Bergh en M.➝Permys aan te trekken. Daarna gingen er meer jongeren meewerken, o.a. M.➝Nijhoff, H.de ➝Vries, C.J. ➝Kelk, T.van ➝Doesburg, P.-➝Kemp, R.➝Houwink, J.➝Slauerhoff en D.A.M.➝Binnendijk. Vooral door de expressionistische poëzie van Van den Bergh werd Het Getij het tijdschrift waarin de nieuwe Ned. dichtkunst (het modernisme) zich manifesteerde. De jongeren van Het Getij zetten zich kritisch af tegen de litteraire beginselen van de ➝ tachtigers, m.n. tegen A. Verwey.
In het blad werd verder veel aandacht aan buitenlandse, vooral Franse litteratuur geschonken. In 1922 keerde zich een groot aantal belangrijke medewerkers van het tijdschrift af uit ontevredenheid over het beleid van Groenevelt die een machtspositie wilde innemen. Deze groep stichtte De ➝Vrije Bladen. Groenevelt rekte het bestaan van Het Getij nog tot eind 1924.litt. C.v.Wessem, Mijn broeders in Apollo (1914); A.C.M.Kurpershoek-Scherft, De episode van Het Getij (1956).