bn.,
1. (jagersterm) lang, uitgerekt, m.n. gezegd van jachthonden;
2. (zeevaart) een schip ligt -, wanneer het evenwijdig aan de kade ligt;
3. uitgestrekt: met gestrekte armen; (van paarden) de gestrekte stelling, of het paard staat van voren, met stram opgericht hoofd en hals, de voorbenen schuin naar voren gericht (evenzo van de achterbenen); gestrekte draf, gestrekte galop, waarbij het paard zo grote stappen of sprongen doet als mogelijk is;
4. (meetkunde) een gestrekte hoek, een hoek van 180°; (artillerie) van een kogelbaan: de rechte naderend.