bn.,
1. waarvan het haar in orde gebracht, opgemaakt is: een keurig hoofd;
2. (van personen) een kap, m.n. een monnikskap dragend;
3. (van een wapenschild) van een kapvormige figuur voorzien; verdeeld door twee schuine lijnen die van de beide benedenhoeken uitgaan en elkaar in het midden van de bovenrand ontmoeten (Fr. chapé): een zilveren veld, — met purper.