I. zn. o., het telkens of aanhoudend zich haasten, het haastmaken als iets nodeloos, overdrevens of lastigs voorgesteld: dat was me een en gejacht om bijtijds klaar te komen;
II. bn. en bw., uit gejaagdheid of anderszins zich haastend, door haast gedreven: wat ben je weer -, je hebt nog tijd genoeg; — werken, eten.