o.,
1. eig. (van vogels) de gezamenlijke uitgebreide jongen, het broedsel; (bij uitbreiding) jong gedierte; (oneig.) kleine kinderen, jong volkje; (scherts.) iemands —, zijn kinderen;
2. (overdr.) een menigte kleine, m.n. lastige of schadelijke dieren, gedierte; slecht of gemeen volk, gespuis, geboefte: laf —.