Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gastarbeid

betekenis & definitie

m. (geen mv.), arbeid die buitenlandse werknemers al dan niet blijvend in hooggeïndustrialiseerde immigratielanden verrichten.

(e) In West-Europa werkten in 1974 ca. 10 mln. gastarbeiders, die voornamelijk ongeschoold werk verrichtten. De enige bedoeling bij het aanwerven van deze arbeiders was op eenvoudige wijze aan goedkope arbeidskrachten te komen. Nu echter vele gastarbeiders al gedurende langere tijd in de immigratielanden verblijven, treden er naast de reeds lang bestaande problemen nieuwe moeilijkheden op sociaal-cultureel gebied op. Enkele daarvan vloeien voort uit gezinsvorming of -hereniging en een daaraan gekoppelde snelle uitbreiding van het kindertal. In 1974 zaten er bijna 10000 kinderen van gastarbeiders op Ned. basisscholen, in heel WestEuropa waren er ca. 3 mln. leerplichtige kinderen van gastarbeiders. Voor deze kinderen, die in feite in twee culturen opgroeien, zijn zeer ingewikkelde en kostbare onderwijsvoorzieningen nodig.

Er zal voor gezorgd moeten worden dat de kinderen niet van hun ouders en hun vaderland vervreemden en toch als volwaardige burgers in de Westeuropese maatschappij zullen kunnen leven. Binnen de huidige onderwijstructuren zijn dergelijke voorzieningen echter nauwelijks te verwezenlijken. Een ander probleem vloeit voort uit het feit dat steeds meer gastarbeiders in de immigratielanden hun recht op beroepsvorming gaan opeisen. Daardoor kunnen zij niet meer als ongeschoolde arbeiders in dienst genomen worden en gaan zij hogere eisen aan huisvesting en sociale voorzieningen stellen. Over deze en andere problemen rond het verschijnsel gastarbeid heeft de Raad van Europa in nov. 1974 te Straatsburg een congres belegd, waaruit een aantal internationale aanbevelingen is voortgekomen (zoals het eisen van een bijdrage van het bedrijfsleven voor de bijkomende kosten van de gastarbeiders en de oprichting van een ➝ Europees Sociaal Fonds).

De problemen rond de gastarbeid zijn enorm vergroot door de economische recessie. Deze heeft een teruglopen van de vraag naar arbeidskrachten veroorzaakt en een afremming en stabilisering van de migrantenstroom noodzakelijk gemaakt. Vele gastarbeiders in West-Europa zien zich door werkeloosheid gedwongen terug te keren naar de landen van herkomst, waar ook enorme problemen gaan ontstaan. Door de voortdurende leegloop van die landen in de tijd van hoogconjunctuur is de industrialisatie er vaak nauwelijks op gang gekomen. Daardoor zijn er voor de terugkerende emigranten ook daar geen arbeidsplaatsen vrij en groeien de werkeloosheidscijfers er snel.

In Nederland zijn op de gastarbeider (niet te verwarren met ➝ grensarbeider) naast de algemene arbeidsrechtelijke ook specifieke regelingen van toepassing, zoals de Wet Arbeidsvergunning Vreemdelingen van 20.2.1964, Stb. 72: de vreemdeling die hier te lande werkt, moet in het bezit zijn van een werkvergunning. Deze wordt op verzoek van de werkgever door het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de werknemer verstrekt. Voorwaarde is o.m. dat hij over een verblijfsvergunning beschikt. Bij weigering staat beroep open bij de minister van Sociale Zaken. Het werken zonder vergunning is strafbaar, waarvoor zowel de werkgever als de werknemer kan worden vervolgd. Voor gastarbeiders uit de EG gelden aparte regelingen.

Het EEG-Verdrag van 25. 3.1957 bevat in deel II, titel III bepalingen over het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal. Uitgangspunt is volledige gelijkstelling van onderdanen van de lidstaten. De regering kan ook over het toelaten van gastarbeiders overeenkomsten sluiten met andere mogendheden, b.v. die met Marokko (14.5.1969). Op deze wijze kunnen problemen worden voorkomen met betrekking tot keuring, het aangaan en beëindigen van de dienstbetrekking, het verkrijgen van een verblijfsen werkvergunning, de algemene arbeidsvoorwaarden e.d.

In België zijn de regelingen ten aanzien van gastarbeiders veel strakker.

Tot in de jaren dertig konden vreemdelingen zich er vrij vestigen ten einde een beroep uit te oefenen. Vrij verkeer werd algemeen aanvaard. Met de crisis kwamen er beperkingen, die nog steeds van toepassing zijn op niet-ingezetenen van EG-landen (1. geen aanwerving zonder voorafgaande toestemming van de minister van Tewerkstelling;

2. de arbeider moet op voorhand een toelating hebben;
3. hij kan enkel zijn diensten aanbieden binnen de beperkingen van de werkvergunning). Hoewel gastarbeiders formeel dezelfde rechten hebben (minimumloon, werkuren, sociale zekerheid enz.) hangt toegang tot het beroep af van een beslissing van de autoriteiten. De mogelijkheid bestaat dat de arbeidsvergunning niet hernieuwd wordt. Het verblijf van vreemdelingen wordt hoofdzakelijk geregeld door het KB van 20.7.1967 betreffende de tewerkstelling van vreemde werknemers en het KB van 6. 11.1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor buitenlandse werknemers. Hoofdbeginsel van het recht op tewerkstelling van vreemde arbeidskrachten is dat zowel werknemer als werkgever toestemming moeten vragen aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. De werkgever moet een arbeidsvergunning vragen, de werknemers een arbeidskaart die naargelang de omvang en de geldigheidsduur wordt ingedeeld in categorie A, B of C. Arbeiders afkomstig uit een EG-lidstaat krijgen een speciale kaart, die voor onbepaalde duur geldig is. Zij genieten alle rechten en voordelen die in de EG-richtlijnen en verordeningen bepaald zijn. Naast de Belg. en EG-wetgeving zijn er nog de bilaterale verdragen (met Spanje, Griekenland, Marokko, Turkije, Tunesië, Algerije en Joegoslavië), die meestal vrij concreet zijn. Zij bevatten bepalingen in verband met de aanwervingsprocedure. De rechten en voordelen voor de werknemers worden erin omschreven, zoals het recht op verlof op de wettelijke feestdagen en het recht op dezelfde sociale voordelen en arbeidsvoorwaarden als de Belg. werknemers.

De inwijking van vreemde arbeidskrachten is niet van recente datum. Reeds in de 19e eeuw waren in de Waalse steenkolenmijnen arbeiders uit de aangrenzende landen tewerkgesteld. Sinds 1945 kunnen drie periodes worden onderscheiden. Vooral onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog werd een groot aantal Italianen als ondergrondse mijnwerker aangeworven (in 1948: 49196. In hetzelfde jaar werden met hetzelfde doel 19836 displaced persons aangeworven). In 1947 was 47,85 % van de gastarbeiders in de extractieve nijverheid tewerkgesteld tegen 6,75 % van het totaal aantal Belg. werknemers.

In 1954 was het aandeel der gastarbeiders zelfs opgelopen tot 54,29 %. Tot 1958 blijft die toestand ongewijzigd. Tussen 1945 en 1958 recruteerden de steenkoolmijnen meer dan 190000 vreemde arbeidskrachten. Te beginnen van 1955 af valt een neiging waar te nemen tot tewerkstelling in andere sectoren, vooral de metaalnijverheid, de bouwen de dienstensector. Het is niet langer het soort sector dat het groot percentage aan gastarbeiders bepaalt, maar de arbeidsvoorwaarden zelf. Tijdens deze periode begint zich ook het fenomeen af te tekenen van de illegalen die dan achteraf geregulariseerd worden. Onder druk van de vakverenigingen wordt hiertegen reeds in 1965 opgetreden maar het fenomeen blijft zelfs nu nog aanhouden ondanks het KB van 20.6.1967.

Van 1950 volgde op een overwegend Italiaanse immigratie een diversificatie van de nationaliteiten, overwegend afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied. De belangrijkste aantrekkingspolen worden nu gevormd door de stedelijke centra. Van 1967 af wordt het aantal arbeidsvergunningen ingekrompen.

LITT. C.Braeckman, Les étrangers en Belg. (1973); H.Debbaut, Vreemde arbeidskrachten in de Belg. economie (1976); S.Panxiera en B.Ducoli, Immigr. et marché du travail en Belg. 1945—75 (1976).