Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

galop

betekenis & definitie

m. (-s),

1. de snelste natuurlijke gang van het paard, bestaande uit een reeks van afgemeten sprongen, die in drie tempo’s plaatshebben (e);

rechtse —, waarbij het linkerachterbeen, linkse —, waarbij het rechterachterbeen van het paard de last van het lichaam opneemt en tot de sprong voortbeweegt; gestrekte —, waarbij het paard bij elke sprong drie paardlengten aflegt; gebroken —, waarbij het paard met de voorbenen galoppeert, terwijl het met de achterbenen draaft; in —, op een —, al galopperende; het paard in (de) — brengen, het doen galopperen;

2. (oneig., van personen) snelle loop: hij liep in — om vlug terug te zijn; in — (op een galopje) gaan, met buitengewone snelheid in zijn werk gaan;
3. levendige rondedans voor paren, in tweedelige maatsoort, waarbij men zich met zijsprongen schuivend voortbeweegt en de achtervoet aanhoudend de voorvoet als het ware voortdrijft (e):

een wilde, woeste —; — in de rondte, wals, niet met de walspas, maar met de galoppas in twee tempo’s;

4. (muziek) muziekstuk in tweekwartsmaat, ter begeleiding van de dans.

(e) DANS. De galop, uit Duitsland afkomstig, werd in het begin van de 19e eeuw in Frankrijk en Engeland opgenomen als slot van de suite van →contredansen, later in de →quadrille. DIERENHOUDERIJ. De galop van het paard behoort tot de springende gangen, omdat het lichaam zich gedurende een ogenblik ongesteund voortbeweegt (zwevingsmoment). De snelheid kan zeer verschillend zijn. De grootste snelheid wordt verkregen bij de ren-galop, de geringste snelheid wordt verkregen bij de hand-galop. De galop heet rechts (op de rechter voet) of links (op de linker voet), al naar gelang het rechter voorbeen dan wel het linker na de sprong het laatst op de grond komt. →gang.

< >