[Ital. fumo, rook], v./m. (-n), gasbron, de plaats waar hete gassen en dampen uit spleten en lavastromen ontsnappen als nawerking van vulkanische activiteit.
(e) Het bij fumarolen vrijkomende zware koolzuurgas kan zich in depressies verzamelen en vormt dan een gevaar voor bezoekers (zgn. ‘death valleys’). De vulkanische zwavelafzettingen bij solfataren leveren een belangrijk aandeel in de zwavelproduktie. Men spreekt van het fumarole stadium om aan te duiden dat een vulkaan zich in een stadium van betrekkelijke rust bevindt. Veel fumarolen leveren slechts waterdamp, dat ontstaan kan door diepe circulatie van grondwater dat verwarmd wordt. Een bijzondere vorm is de geiser.