v./ m. (-en),
1. gebrek, verkeerde eigenschap: geen mens is zonder fouten; iemand op zijn fouten wijzen; (gew.) dat is uw —, schuld; in — zijn, in gebreke zijn, de schuld zijn, verkeerd gedaan hebben; van dieren en zaken gezegd met betrekking tot de welstand en de bruikbaarheid: een hangende staart is een — bij dit honderas; het eerste model van dit toestel had nog vele fouten;
2. verkeerde of laakbare handeling, misslag: de gezant heeft met dit optreden een ernstige — begaan; hij wou zijn — goedmaken;
3. onjuistheid of onvolkomenheid in een werk: er zitten weinig fouten in de proef; een thema vol fouten; een — in de constructie;
4. (natuurwetenschappen) het verschil tussen een benadering en de werkelijke waarde; afwijking; verschil tussen de werkelijke waarde van een grootheid en de gemeten of berekende waarde;
5. zonder —, zonder mankeren.
Wanneer, zoals in de natuurof scheikunde, waarnemingen worden verricht, dan worden fouten gemaakt. Deze waarnemingsof meetfouten kunnen zowel systematisch als toevallig van aard zijn. Systematische fouten treden b.v. op wanneer de nulstand van een apparaat ontregeld is, of wanneer een verschijnsel dat een vrij constante bijdrage aan de waarnemingen levert, over het hoofd wordt gezien. Toevallige fouten zijn een gevolg van fluctuaties in allerlei het experiment beïnvloedende factoren. Als gevolg van toevallige fouten is een experiment nimmer exact reproduceerbaar. De invloed van toevallige fouten op de uitkomst van een experiment wordt in de waarschijnlijkheidsrekening bestudeerd.
Een nieuwe foutenbron ontstaat wanneer getracht wordt een wiskundig model te maken van bepaalde waargenomen verschijnselen. Een dergelijk model zal immers altijd een vereenvoudiging van de werkelijkheid zijn. De op grond van het model berekende uitkomsten behoeven derhalve in de praktijk niet exact te gelden. Dit rekenen leidt op zichzelf weer tot nieuwe fouten. Wiskundige functies, zoals een vierkantswortel, logaritme of sinus moeten in een tabel worden opgezocht of worden benaderd. Hierbij wordt een afbreekfout gemaakt omdat na een eindig aantal stappen van een in wezen oneindig procédé wordt gestopt.
Daar bij een computer bovendien slechts een eindig aantal significante cijfers kan worden bewaard, worden ook bij elementaire bewerkingen, zoals vermenigvuldigen en optellen, afrondingsfouten gemaakt. Bij een gecompliceerde berekening kunnen deze afbreeken afrondingsfouten zich zodanig voortplanten dat het uiteindelijke resultaat van geen waarde is. Bij elke numerieke methode moet derhalve worden aangegeven hoe de methode zich gedraagt ten aanzien van dit soort fouten. Blijken deze het resultaat niet ernstig te verstoren, dan wordt de methode stabiel genoemd. Onderzoek naar de voortplanting van afrondingsen afbreekfouten is een belangrijk en moeilijk onderdeel van de numerieke wiskunde.
Bij computerverwerking kunnen nog andere fouten optreden: invoerfouten (b.v. ten gevolge van verkeerd ponsen), programmafouten (zie programmeren) en machinefouten. Bij moderne rekenmachines zijn de laatste veelal te verwaarlozen.
De relatieve fout wordt gedefinieerd als de fout, gedeeld door de ware waarde.