Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Europese Economische Gemeenschap

betekenis & definitie

(EEG), (ook: Euromarkt), gemeenschappelijke markt, tot oprichting waarvan het EEG-verdrag op 25.3.1957 te Rome werd ondertekend door België, de BRD, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland (Tractatenblad 1957, 91), in werking getreden 1.1.1958. Op 1.1.1973 traden ingevolge art. 237 Denemarken, Engeland en Ierland toe.

De Gemeenschap stelt zich blijkens art. 1 ten doel de bevordering van de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit en een toenemende verbetering van de levensstandaard. Aan deze sociaal-economische doelstellingen voegt art. 1 op politiek terrein toe de bevordering van nauwere betrekkingen tussen de lidstaten. Als de middelen om deze doelstellingen te bereiken, noemt het art. de instelling van een gemeenschappelijke markt en het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economisch beleid van de lidstaten. Grondslag van de Gemeenschap vormt een douane-unie. Ten opzichte van derde landen wordt een gemeenschappelijke handelspolitiek gevoerd.Naast de in een douane-unie besloten liggende vrijheid van goederenverkeer zijn nog opgenomen: het vrije verkeer van personen (vrijheid van vestiging en vrije migratie van werknemers), van diensten en van kapitaal. Ter voorkoming van concurrentievervalsingen binnen de Gemeenschap wordt een gemeenschappelijk mededingingsregiem ingevoerd. Harmonisatie van wetgeving, voorzover nodig voor de instelling en werking van de gemeenschappelijke markt, wordt mogelijk gemaakt. Aangezien de nationale landbouwen vervoersmarkten door velerlei maatregelen worden beschermd, kan een vrij verkeer van landbouwprodukten en vervoersdiensten alleen verwezenlijkt worden door middel van een gemeenschappelijk landbouwen vervoerbeleid. Tenslotte voorziet het verdrag in procedures tot coördinatie van het nationale economische beleid, vorming van een Europees Sociaal Fonds en een Europese Investeringsbank, en op het gebied van de externe betrekkingen in een gemeenschappelijke handelspolitiek en in de associatie van landen en gebieden overzee. De instelling van de gemeenschappelijke markt vond plaats gedurende een overgangsperiode (art. 8) die op 31.12.1969 ten einde kwam.

Voor de nieuwe lidstaten geldt een nieuwe overgangsperiode van vijf jaar (tot 1.1.1978). Kenmerkend voor het verdrag is de belangrijke taak die aan de instellingen toevalt bij de uitwerking van de verschillende bepalingen (kaderverdrag). Kern van het Gemeenschapsrecht vormen de voorschriften die strekken tot instelling en instandhouding van de gemeenschappelijke markt. De jurisprudentie van het Europese Hof stelt zich op het standpunt dat het verdrag een nieuwe, eigen rechtsorde in het leven heeft geroepen, welke de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de Gemeenschap en haar subjecten, de lidstaten en particulieren, regelt en voorziet in de noodzakelijke procedures om elke mogelijke rechtsschending te doen vaststellen en opheffen (zie Europees recht).

In de jaren zeventig zijn duidelijk een aantal zwakke kanten van de Gemeenschap aan den dag gekomen. De besluitvorming is weinig slagvaardig en weinig democratisch. Dit wreekt zich vooral bij het tot stand brengen en voeren van de verschillende vormen van gemeenschappelijke politiek. De coördinatie van de algemene economische politiek van de lidstaten is in het licht van de ernstige internationale en interne economische moeilijkheden volstrekt onvoldoende. In dit licht moet men de pogingen zien tot een economische en monetaire unie te komen. Door het uiteenlopen van het economisch en monetair beleid komt het behoud van het vrije verkeer van goederen, m.n. dat van landbouwprodukten, in gevaar.

Tenslotte doen veranderde omstandigheden en inzichten de noodzaak gevoelen de taken van de Gemeenschap uit te breiden of aan te vullen met een milieupolitiek, regionale politiek, industriepolitiek, energiepolitiek, sociale politiek en een algemene politiek terzake van de technologische ontwikkeling en de samenwerking met ontwikkelingslanden. Gedeeltelijk binnen, maar nog voor een belangrijk deel in de marge van de Europese Gemeenschappen zijn de eerste nog bescheiden stappen op weg naar dergelijke vormen van gemeenschappelijk beleid gezet.