in Nederland tegoeden op spaarrekeningen bij algemene banken en landbouwkredietbanken voor zover hun omloopsnelheid (in dit geval terugbetalingen op spaartegoed gedurende de laatst verlopen vier kwartalen gedeeld door de gemiddelde stand van spaartegoeden per de ultimo van de laatstverlopen vijf kwartalen) 0,50 of minder (d.i. een rusttijd van tenminste twee jaar) bedraagt. Naarmate de omloopsnelheid hoger ligt, wordt een toenemend gedeelte door de Ned.
Bank als oneigenlijk spaargeld aangemerkt en als onderdeel van de transactiekassen beschouwd. Dit gedeelte wordt vastgesteld door interpolatie, waarbij ervan is uitgegaan dat bij een omloopsnelheid van meer dan 2,0 al het spaargeld oneigenlijk is en bij geldscheppende instellingen tot de secundaire liquiditeiten wordt gerekend.
