o. (-sternen), het geheel van een levensgemeenschap met haar milieu, b.v. een vijver met al wat erin leeft.
De basis van ieder ecosysteem wordt gevormd door groene planten, die uit anorganische stoffen plus toegevoerde (zonne-)energie ieder jaar of seizoen een bepaalde hoeveelheid organische stof (biomassa) voortbrengen; het zijn de producenten van het ecosysteem. Daarvan kunnen een bepaald aantal planteneters (consumenten van de le orde) leven, die op hun beurt weer een (vaak kleiner) aantal carnivoren (2e en 3e orde consumenten) tot voedsel dienen. In ieder ecosysteem bestaan dergelijke zgn. voedselketens, als onderdeel van de energiestromen of stofkringlopen, die weer gesloten worden door de activiteit van de reducenten, een grote groep afbrekende organismen (zwammen, bacteriën), die de organische afvalstoffen steeds verder afbreken, tot zij uiteindelijk als minerale stof terugkeren in de bodem of het water. Systematische studie van de ecosystemen helpt de organismen kwalitatief te situeren ten opzichte van de andere, terwijl kwantitatieve gegevens een beeld van de reële en potentiële produktiviteit van de diverse milieus geven. Deze kennis wordt steeds noodzakelijker voor de mens, die de natuur rationeel wil gebruiken en beheren.
LITT. P.Duvigneaud, Ecologie en biosfeer (1964).
