Fjodor Michailovitsj Dostojévski, Russisch schrijver, *30.10.1821 Moskou, ♰28.1.1881 Sint-Petersburg. In 1843 voltooide Dostojévski zijn opleiding aan de militaire ingenieursschool te Sint-Petersburg en werd hij officier.
Hij nam echter in 1844 zijn ontslag om zich uitsluitend aan letterkundige arbeid te kunnen wijden. Reeds in zijn eerste roman Arme mensen (1846) bleek zijn talent om verborgen eigenschappen van de ziel te kunnen opsporen en toonde hij zijn medegevoel met de lijdende mens. Door V.G. Belinski e.a. werd de roman dan ook als een belangrijke bijdrage voor de sociaal gerichte ‘Natuurlijke school’ beschouwd. Wegens onschuldige politieke activiteit werd Dostojévski in 1849 ter dood veroordeeld. Na een schijnexecutie werd het vonnis gewijzigd in dwangarbeid en werd hij naar Siberië verbannen.
Zijn litteraire werkzaamheid werd hierdoor gedurende tien jaar onderbroken. In 1859 keerde hij naar Sint-Petersburg terug. Zijn litteraire loopbaan wordt dan ook verdeeld in twee perioden: 1846-49 en 1859-80. Vooral in Siberië had Dostojévski de mens en zijn lijden leren kennen. De novelle Herinneringen uit het ondergrondse (1864) wordt als sleutel tot zijn werk beschouwd. In elke mens op zijn weg naar God en de eeuwigheid, strijden, volgens Dostojévski, God en de duivel, het goed en het kwaad.
Bij velen overwint de duivel. Zij doen anderen lijden. Dostojévski beschrijft vooral de slachtoffers van deze dikwijls trotse, rationele, te individualistische karakters en hun hartstochten. Het zijn de ‘vernederden en gekrenkten’, die berusten in hun lot of ertegen in opstand komen. De mens in zijn smart of in zijn zondige eigenschappen verdient mededogen en liefde. Met groot psychologisch inzicht geeft Dostojévski in zijn personen gestalte aan deze ideeën.
Op knappe wijze weet hij in zijn werk een element van spanning te brengen. Dostojévski verwierp de sociale en progressieve ideeën van zijn jeugd en beschouwde zijn verbanning als straf voor zijn ongeloof. De mens moet zich buigen voor het gezag, belichaamd in orthodoxe kerk en tsaar. Dostojévski was slavofiel en vond geen bevrediging in het sceptische, liberalistisch-democratische West-Europa. Zijn missie was, Europa te genezen van zijn eigenwaan en terug te voeren tot de ware christelijke deemoed. Werken: De dubbelganger (1846), Witte nachten (1848), Vernederden en gekrenkten (1861), Herinneringen uit het dodenhuis (1862), Misdaad en straf (1866), De idioot (1868), De eeuwige echtgenoot (1870), Demonen (1872), De jongeling (1875), De gebroeders Karamazov (1880). [drs.
H. Hamburger]
LITT. J.M. Romein, Dostojévski in de westerse kritiek (1924); S. Vestdijk, Het schuldprobleem bij Dostojévski (1946); V. Seduro, Dostojévski in Russian literary criticism (1957); J. van der Eng, Dostojevski romancier (1957); N.S.
Trubetzkoy, Dostojévski als Künstler (1964); H.J. Gerick, Versuch über Dostojévskis Jüngling (1965); R.L. Belknap, The structure of The brothers Karamazov (1967); M.A. Lathouwers, F.M. Dostojévski (1968); P. Pascal, Dostojévski (1969); V.
Terras, The young Dostojevski (1969); M.M. Bachtin, Probleme der Poetik Dostojévskis (1971); J.v.d. Eng en J. Meijer, The brothers Karamazov by F.M. Dostojévski (1971); W. Schmid, Der Textaufbau in den Erzählungen Dostojévskis (1973); A.G. Dostojevskaja, Herinneringen (Ned. vert. 1976).