bw. van omstandigheid, aanduidend:
1. dat voorwerpen of personen, resp. categorieën daarvan, niet in geregelde orde geplaatst zijn, dat het bij elkaar behorende niet bij elkaar is: na het ongeluk lagen stenen, balken, meubels wild dooreen; de soldaten stonden ordeloos dooreen;
2. dat stoffen een mengsel vormen: ze dronken vijf wijnsoorten dooreen;
3. (fig.) dat enige gegevens tot een gemiddelde herleid worden: de opbrengsten van de verschillende jaren dooreen rekenen; vandaar: over het algemeen.