Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Donder

betekenis & definitie

m. (-s),

1. dreunend geluid dat met een bliksemslag gepaard gaat; onweer: rollende donder; de donder gromde; als van de donder getroffen, geslagen, geheel verbijsterd; de eerste donder in maart, grijpt de elft bij de staart; er is donder aan de lucht, (fig.) er dreigen onaangenaamheden;
2. in toepassing op geluiden die aan de donder doen denken: de donder van het geschut; de donder van die geweldige redenaar;
3. als krachtwoord: wat donder is dat nu weer?; kom hier voor den donder!; daar kun je donder op zeggen, daar kun je vast van op aan; geen donder, totaal niets; je weet er geen donder van; je krijgt geen donder; als de donder maken dat je wegkomt, heel vlug; het is zo’n gemene donder, kerel; lichaam: iemand op zijn donder geven; ik heb op mijn donder gehad, klappen, slaag gehad, (ook fig.) ik heb ervan langs gehad; op je donder!, dat kun je begrijpen, dat krijg je niet; met zijn dikke donder, lichaam; een arme donder, een arme drommel; een luie donder, erg lui; ook in samenst. als verwensende ben.: dondersteen.

Donder laat zich vergelijken met het knetteren van de elektrische vonken van een elektriseermachine en met de knal bij de ontlading van een Leidse fles. Wall (1708) maakte het eerst opmerkzaam op de overeenkomst van de donder met het geluid van een elektrische vonk, terwijl daarop Franklin ca. 1750 nog een aantal oorzaken aangaf die voor de donder als begeleidend verschijnsel van de bliksem pleiten.

Het geluid van de donder ontstaat gelijktijdig met de bliksem. Men neemt aan dat de lucht in het kanaal dat door de bliksem wordt gevormd, door de plotselinge verhitting, uitzetting of zuiver mechanisch door een explosie, wordt weggedrongen zodat rondom dit kanaal een verdichting van de lucht ontstaat. Het na het passeren van de bliksem ontstane tekort aan lucht in het kanaal wordt aangevuld met lucht uit de onmiddellijke omgeving. Deze verdichtingen en verdunningen van de lucht in en om het door de bliksem gevormde kanaal zouden de trillingen kunnen veroorzaken die worden gehoord en waaruit de donder bestaat. Doordat de snelheid waarmee deze geluidsgolven zich door de atmosfeer voortplanten, zoveel kleiner is dan die van het licht, kan er geruime tijd verlopen tussen het zien van de bliksem en het horen van de donder. Daar de snelheid van het geluid ca. 333 m/s bedraagt, geeft het aantal seconden tussen het zien van de bliksem en het horen van de donder, gedeeld door drie, de afstand in km tot de plaats waar de bliksem zich voordeed.

De duur van de donder is langer dan die van de bliksem. Wanneer de bliksem zeer dicht in de buurt van de waarnemer komt, valt het begin van de donder samen met het tijdstip waarop de bliksem wordt gezien. Het eigenaardige aanzwellen of rollen van de donder heeft zijn oorzaak deels in terugkaatsingen en versterkingen van de geluidsgolven, deels ook in de onregelmatige breking daarvan in de inhomogene lucht, waardoor interferenties van het geluid tot stand komen. In bergachtige streken hoort men de donder versterkt daar de geluidsgolven door de bergwanden worden teruggekaatst. De donder is reeds op kleine afstand niet te horen; het grootste aantal seconden dat tussen bliksem en donder verloopt, bedraagt omstreeks 120 (ca. 40 km). Daarentegen is het geluid van zwaar geschut op honderden km afstand te horen. Het is nog niet duidelijk waarom dit verschil in afstand, waarop men deze verschijnselen kan horen, zo groot is.

In de donder zijn behalve de hoorbare trillingen tal van andere trillingen aanwezig, sommige van grote sterkte maar van een te klein trillingsgetal om te kunnen worden gehoord. Het meest frequent zijn de niet-hoorbare trillingen en wel die van 15-25 trillingen per seconde en bij de hoorbare die van 105-115 trillingen per seconde. In de eerstgenoemde is 57% van de gehele energie van de donder vervat. Van de hoorbare trillingen ligt het merendeel tussen 75 en 120 trillingen; die van 40 (laagst hoorbare toon) tot 75 zijn minder sterk vertegenwoordigd. Er zijn echter nog langzamer trillingen met belangrijk grotere energie. Bij analyse van tien krachtige donderslagen werden schommelingen in de luchtdruk geregistreerd met een trillingstijd van 0,2 tot 0,5 seconde.

Deze trillingen vielen niet samen met de ogenblikken waarop het rommelen van de donder het zwaarst werd gehoord, maar eerst kwamen de langzamere trillingen aan en daarna de snellere trillingen, maar het verschil in tijd van aankomst was klein. Uit het optekenen van de golven in de luchtdruk van ver verwijderde donderslagen heeft men kunnen opmaken, dat deze in twee groepen kunnen worden gesplitst, nl. de plotseling verlopende en die, welke meer geleidelijk inzettende verstoringen teweegbrengen. Dit is in overeenstemming met de indrukken die men van een dichtbij ontstane donder heeft: deze begint met een luide knal en loopt dan rommelend uit. De plotselinge, sterke stoot is op te vatten als de golf ten gevolge van een explosie, die het grootste deel van de energie van de gehele verstoring bevat en die zich met een snelheid, groter dan die van het geluid, voortplant. Deze verstoring wordt gevolgd door een relatief sterke verdunning van de lucht en daarna door de zich met de snelheid van het geluid voortbewegende, veel minder energie bevattende geluidsgolven die dus als een secundair verschijnsel zijn te beschouwen met betrekking tot de eerstgenoemde golven. Het geluid van de aanvankelijk enkelvoudige knal van een dichtbij zijnde donder wordt op afstand zwakker tot het nagerommel.

De gehele bliksem geeft dus aanleiding tot één sterke explosiegolf. Het is evenwel waarschijnlijk dat de weerstand in verschillende stukken van de baan, die door de bliksem wordt afgelegd, niet dezelfde is en dat dus de explosiegolf is opgebouwd uit stukken van meer en minder energie. Deze kunnen aanleiding geven tot verstoringen van verschillende sterkten van het geluid, die, onderling interfererend, nagenoeg gelijktijdig het oor bereiken en het geluid dus doen aanzwellen en afnemen. Terwijl verder de krachtige explosiegolf bij haar voortgang weinig invloed ondervindt van luchtbewegingen en verschillen in dichtheid, worden de geluidsgolven hierdoor sterk vervormd, hetgeen mede een oorzaak kan zijn van het intermitterend aanzwellen en afnemen van de donderslag, dat als ‘het rollen’ van de donder wordt opgevat. [dr.H.ten Kate].