Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

defect (defekt)

betekenis & definitie

[➝Lat.],

I. bn. (-er), beschadigd en daardoor onbruikbaar: de machine, de leiding is —, er is iets niet in orde, zij werkt niet (goed); deze letter is —, is onregelmatig gegoten;

II. zn., o. (-en),

1. gebrek, beschadiging aan een machine, een leiding enz.; tekort, kastekort; defecten, letters die in reserve worden gehouden om als aanvulling te dienen voor speciaal zetsel;
2. getal dat aanduidt hoeveel dubbelof keerpunten een algebraïsche vlakke kromme minder heeft dan het maximum aantal;
3. (kristallografie) iedere afwijking van de stricte periodiciteit van een kristal, ➝roosterdefect.

< >