[Sanskriet tanha, levensdrang], m. (-en),
1. ritmische beweging van de benen en voeten en van het lichaam op de maat van muziek (e): zich met spel en dans vermaken; de dans wordt als kunst beoefend; een meisje ten leiden, met haar (op een bal) gaan dansen; ten dans vragen; fig.: de dans van de golven;
2. keer dat men danst: een doen;
3. wijze van dansen, figuur die men dansende doorloopt: de fandango is een Spaanse dans; er gaat geen dans voor eten, eten gaat voor alles;
4. stuk muziek geschreven als begeleiding van een dans: de vijfde Hongaarse van Brahms;
5. de ontspringen, de dood, het gevaar, iets onaangenaams enz. ontkomen; dat is daar een rare -, het gaat er zonderling toe.
De dans is de expressie van maatschappelijke en persoonlijke gevoelens, van gedachten, ideeën, handelingen en situaties door bewegingen van het lichaam, volgens ordening in ruimte (houding) en tijd (ritme). De dans kan worden beschouwd als de meest oorspronkelijke artistieke uitingsvorm, nauw verbonden met de ritmische klank van muziek en spraak. Directer dan in andere vormen van kunst weerspiegelt zich in de dans het leven van de mensen in hun maatschappelijke ontwikkeling. Tussen de verschillende danssoorten, zoals magische en rituele dans, volksdans, hofdans, theaterdans en gezelschapsdans, zijn veelal geen scherpe scheidingslijnen te trekken.
geschiedenis. Prehistorie. Bij de vroegste natuurvolken, in de zgn. oergemeenschap, was de dans, evenals de andere ‘kunstuitingen’, nauw verbonden met de sfeer van het levensonderhoud. Tegen ontbering, honger en dood beschermden de mensen, die in rondtrekkende groepen leefden, zich weliswaar door magische praktijken waarbij ook de dans middel was, maar deze pragmatische magie had niets uit te staan met religie in de huidige betekenis van het woord. De door mannen uitgevoerde jachtdansen vonden of vóór de jacht plaats (analogiemagie), of daarna, om de ervaringen aanschouwelijk mee te delen.
Toen in een hogere ontwikkelingsfase landbouw en veeteelt de voornaamste produktievormen werden, bleef het nabootsen en stimuleren van de arbeidsprocessen een belangrijke functie van dans en spel. Eerst nu deed de noodzaak zich voor aan de instandhouding van de orde der natuur, die naar men dans. Balinese dans meende door onkenbare machten later door geesten en demonen - beheerst werd, mee te werken door bezwering van deze machten. Dit gebeurde door middel van riten: plaatsvervangende voorstellingen in een vaste en daardoor herhaalbare vorm. De ritmische bewegingen van dans en muziek en het gebruik van narcotica leidden daarbij tot de gewenste extase. Deze functionele gerichtheid van de dans kwam ook tot uitdrukking bij vruchtbaarheidsriten (initiatie) en dodenculten (als onderpand voor de wedergeboorte).
De oudste dansvormen waren kringdansen, reeds afgebeeld in grotschilderingen, en met zangverbonden reidansen onder leiding van een voorman. Solodansen van tovenaars of priesters kwamen bij de riten en culten tot ontwikkeling. Door de langzamerhand voortschrijdende verdeling van arbeid en door de eerste vormen van produktie en ruil van goederen vond de overgang naar de klassenmaatschappij plaats. Eerst toen ontstonden wapenen gevechtsdansen.
Oosterse cultuurdans. De dans in vrijwel alle oude, niet-westerse culturen was vooral onderdeel van religieuze plechtigheden. De langdurige vormen van autoritaire heerschappij van koningen, keizers en priesterkasten werden o.a. in stand gehouden door de centrale plaats van de religie. In de dans en in de andere kunsten bleef het gebonden zijn aan de traditie derhalve een wezenskenmerk, b.v. in Egypte.
In India werd de god Siva beschouwd als koning van de dans. De tempeldanseressen (bajadères) stelden in haar dansen vaak geesten of verpersoonlijkingen van godheden voor. Dans en toneelspeelkunst waren één expressievorm waarvan de regels streng vastgelegd waren. Naast de bharata natyam (invloed van de tempeldanseressen) is de kathakali, de grotesk-pantomimische mannendans, nog steeds een van de voornaamste danssoorten. Een grote hoogte bereikte de dramatische danskunst aan de Javaanse hoven (door jongens en mannen uitgevoerd). Bali kent de gracieuze dansen van de Iegongs (jonge meisjes).
Het Japanse no-drama, het klassieke theateramusement voor de aristocratie in de feodale tijd, ontstond uit de oudere dansspelvormen van en voor het volk, saroegakoe en dengakoe. In China werd al in 714 een keizerlijke theateracademie, de zgn. Perentuin, voor opleiding in zang, muziek en dans gesticht. Virtuoos en acrobatisch is de dans in de uit de 18e eeuw stammende Peking Opera.
In de meeste oosterse landen is deze oude, sterk aan de religie gebonden danscultuur door de toenemende secularisatie op de achtergrond geraakt of zelfs geheel verdwenen. Een nieuwe danscultuur ontwikkelt zich in de Volksrepubliek China, waarbij de oude tradities kritisch worden verwerkt. Deze nieuwe dans weerspiegelt de revolutionaire geestesgesteldheid van arbeiders, boeren en soldaten.
Griekse en Romeinse oudheid. Toen in de 7e en 6e eeuw v.C. in Griekenland de steden tot bloei kwamen en door het optreden van de tirannenregering de koopmansstand in zekere zin over de grondeigenaren triomfeerde, begonnen cultus en rite veel van hun oorspronkelijk religieus karakter te verliezen: de oude wijdverbreide dierdansen kregen vaak een satiriek element. In de bloeitijd van de Griekse cultuur (5e en 4e eeuw v.C.), nam de dans een belangrijke plaats in. Ook hier bestond er een nauwe relatie met de andere kunsten: mousike (de kunst van de muzen) bestond uit muziek, poëzie en dans. Zeer oud bovendien was de opvatting van de komische oorsprong van de dans; op Kreta en in Mykene waren rituele dansen, die met alle terreinen van het leven verbonden waren, bekend.
In het klassieke Griekse drama speelde de dans wegens zijn cultische oorsprong (Dionysos-cultus) nog een voorname rol. De Dionysos-cultus uit Thracië was zeer oud en zou aanvankelijk een extatische en orgiastische cultus van dansende menaden geweest zijn. In de tragedie was de emmeleia de vaste dansvorm, in de komedie de kordax en in het satyrspel de sikinnis. Oud zijn ook de dansen bij de mysteriën (Eleusis). Religieuze elementen leefden vaak voort in de talloze andere danssoorten: begrafenisen bruiloftsdansen, wapenen gevechtsdansen (pyrriche), processiedansen enz. Ook in de opvoeding van de jeugd uit de heersende klassen werd de dans als een belangrijke factor beschouwd. De beroepsdans, bedoeld ter amusering, werd evenwel uitsluitend door slaven beoefend.
De religieuze riten in het oude Rome (Mars-cultus met dansende priesters) hadden een oppervlakkiger karakter. Het theater betekende of afleiding voor het volk (‘brood en spelen’), of een instrument van machtsrepresentatie. Bij de talrijke officiële spelen, ludi, traden Etrurische histriones (dansers en spelers) op, evenals bij triomftochten en begrafenissen. Zij waren tevens vaak dansleraren voor de jeugd uit de rijke milieus. In het Keizerrijk (vanaf 27 v.C.) was de pantomime, waarbij stof uit Griekse tragedies en uit de Griekse mythologie door één beroepsspeler, die alle rollen vertolkte, werd uitgebeeld, een geliefd vermaak.
in de gezelschapsdans. De volksdans evenwel zou door de industrialisering en de daarmee gepaard gaande proletarisering van de vierde stand vrijwel geheel verdwijnen. De geestesgesteldheid van de ‘nouveau riche’ uit de late 19e eeuw, met haar zucht naar prikkelend, snel afwisselend vermaak, weerspiegelde zich in het verschijnen van de eerste modedansen, b.v. de cancan.
In de 20e eeuw werd de gezelschapsdans in de westerse wereld een produkt van de op massacultuur ingestelde amusementsindustrie. De folkloristische basis ging geheel verloren, evenals het gemeenschappelijk karakter (elk paar is nog uitsluitend aan een bepaald basisritme gebonden). Dansrages ontstonden na de Eerste en na de Tweede Wereldoorlog. De internationalisering van het repertoire van de gezelschapsdans nam een mondiaal karakter aan. Uit de VS kwamen talloze dansen met een vercommercialiseerde jazzinvloed (charleston, swing, rock and roll, beatdans); uit Zuid-Amerika modedansen als de tango, rumba, samba en mambo.
In de USSR en haar invloedssfeer streeft men naar een hernieuwde verbinding tussen volks- en gezelschapsdans door het overnemen van dansvormen en een sterkere gebondenheid van de paren. Middeleeuwen tot Franse Revolutie. Vóór de algemene verspreiding van het christendom hadden in geheel Europa heidense riten met extatische dansen plaats. De dans van de krijgshaftige Germaanse stammen werd bepaald door hun maatschappijvorm van verdwijnende oergemeenschap. Hun cultische vruchtbaarheidsdansen verbonden zich met volkse lieden dichtvormen: een authentieke eenheid die voortleefde in de middeleeuwse volksdansen.
In het feodale tijdvak heeft de Kerk de dans in het algemeen geenszins onderdrukt. Zij streefde veeleer naar assimilatie van de heidense elementen, vooral van de seizoenfeesten, en wees slechts af wat zij als excessen beschouwde (dansepidemieën, kerkhof dansen). Relicten van Germaans-Keltische en Slavische cultus- en offerdansen vindt men terug in de volksdansen van de onderdrukte boeren. De carnavals-, oogsten dodendansen behielden het langst hun oorspronkelijke betekenis.
Erfgenamen van de Romeinse mimen waren de jongleurs en troubadours die aan hoven en op kermissen ook dansend optraden. In de hoofse cultuur werden de gesprongen boerendansen gestileerd tot geschreden paardansen. De ontwikkeling van de steden weerspiegelde zich in de gilde dansen en in de sinds de 14e en 15e eeuw door de patriciërs nagevolgde gezelschapsdansen van de adel.
Naarmate het voor het opkomende handelskapitalisme noodzakelijke stelsel van de absolute monarchie zich vestigde, groeiden de hoven, vooral in Italië en Frankrijk, uit tot culturele centra met een eigen, voorname gedragscode. Hier ontstond een danscultuur die de kiemen van het Westeuropees ballet in zich zou dragen. De absolute scheiding tussen kunst en arbeid, die met de renaissance inzette, kwam niet alleen in het verschijnen van de theaterdans tot uitdrukking, maar vond ook haar neerslag in de zelfstandige ontwikkeling van de gezelschapsdans.
De gezelschapsdansen van de 16e en 17e eeuw kwamen uit o.a. Franse en Italiaanse volksdansen voort, zoals b.v. menuet, gavotte, pavane, gaillarde. Een toenemende verbijzondering van de dansfiguren en de nu vaste structuur van de muziek maakten ingewikkelder danscomposities met veranderlijke maatverdeling en ritmiek mogelijk. In het begin van de 18e eeuw werd het hoofse gezelschapsceremonieel sterk doorbroken door de verbreiding van de contredanse uit Engeland. Voor de zelfbewuste, opkomende bourgeoisie uit het tijdperk van de Verlichting werd de gezelschapsdans een louter tijdverdrijf.
Na de Franse Revolutie. De gezelschapsdansen uit de 19e eeuw, wals, polka, écossaise e.d. waren ongecompliceerde, niet-protocollair bepaalde paardansen, die in de balzalen van de aan de macht gekomen burgerij voor naar verhouding vrij lange tijd populair konden blijven. Ook het nationalisme in kunst en cultuur waarborgde een zekere continuïteit
Litt. L.Vaillat, Histoire de la danse (1942); J. Cuisinier, La danse sacrée en Indochine et en Indonésie (1951); H.Günther en H.Schafer, Vom Schamanentanz zur Rumba (1959); T.P.van Baaren, Dans en religie (1962); D.Günther, Der Tanz als Bewegungsphänomen (1962); Les danses sacrées (in: Sources orientales, 1963); L.B.Lawler, The dance in ancient Greece (1964); W.G.Raffé, Dictionary of the dance (1965); M.N.H.Doubler, Dance, a Creative art experience (1968); K.H.Taubert, Höfische Tanze (1968); C.Sachs, De geschiedenis van de dans (1969).
SOCIOLOGIE
Dansen is een vorm van vrijetijdsgedrag, waarvan vier aspecten sociologisch interessant zijn:
1. de mate waarin en de wijze waarop zich in manieren van dansen maatschappelijke ontwikkelingen weerspiegelen;
2. de gedragsregulerende invloed van het dansen, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen regulering van de beweging en regulering van het sociale contact tussen dansers;
3. de specifieke situatie en sfeer waarin het dansen plaatsvindt, resp. die het dansen oproept;
4. kenmerken, motieven en achtergronden van dansers of toeschouwers bij dansen. Ten aanzien van de regulering van de beweging zijn in de loop van de tijd grote verschuivingen opgetreden. Het moderne vermaakdansen kent sedert m.n. de jaren zestig een grote mate van bewegingsvrijheid. Ten aanzien van de regulering van het contact is vermeldenswaard dat het zgn. paardansen een typisch westers verschijnsel is en dat het dansen door de eeuwen heen een belangrijke rol heeft gespeeld als door de samenleving geoorloofde mogelijkheid voor jongere ongehuwden om elkaar te ontmoeten (b.v. de vooral op het platteland voorkomende wekelijkse dansavond).