Wat is de betekenis van ontbering?

2023-10-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ontbering

ontbering - zelfstandig naamwoord uitspraak: ont-be-ring 1. het missen van het allernoodzakelijkste ♢ de schipbreukeling moest veel ontberingen doorstaan Zelfstandig naamwoord: ont-be-ring de ontbering ...

2023-10-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontbering

s., gebrek (it); doorverzwakken, forlije.

Direct toegang tot alle 7 resultaten over ontbering?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontbering

v, 1. het ontberen. 2. (-en) toestand waarin men noodzakelijke levensbehoeften, dekking en kleding moet missen, kommer en gebrek: uitgeput door langdurige ontberingen.

2023-10-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontbering

v. ontberingen (gemis aan noodzakelijke lijfsbehoeften; gebrek, kommer): allerlei ontberingen.

2023-10-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontbering

('be:ring) v. (-en) gebrek, met het bijdenkbeeld dat men het gebrek diep voelt: de -en die een arme zich moet getroosten.

2023-10-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontbering

v., 1. het ontberen; 2. (-en), toestand waarin men noodzakelijke levensbehoeften, dekking en kleding moet missen, kommer en gebrek: uitgeput door langdurige ontberingen.

2023-10-01
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Ontbering

zie Armoede.